Les 2 Onderzoek je doelorganisme

• Biologie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Maak een foto van de nagekeken huiswerkopgaven bij 14.1 (3t/m13)

Beschrijf welke hoofdsoort je kiest en wat voor type ecosysteem (foto uit schrift mag ook)

Doel

Je kunt de habitat en de niche van jouw doelsoort beschrijven. Je kunt hierbij de begrippen abiotische- en biotische factoren, tolerantiecurve, producenten, reducenten, consumenten en afvaleters correct gebruiken.

habitat

Levens-omgeving van een plant of dier.
Plaats waar het leven van een plant of dier zich afspeelt.

Niche

De rol die een organisme heeft in een ecosysteem

hoe is het organisme afhankelijk van, of beinvloed het abiotische of biotische factoren in het ecosysteem.

Biotisch vs. abiotisch

Abiotisch

Levenloos

• het klimaat
• de bodem
• water
• de lucht

Biotisch

Levend en dood

Organismen:

• bacterien
• schimmels
• dieren
• planten

Resten van organismen:

• afgevallen bladeren

dode dieren

1. biotisch
2. abiotisch

Hoort neerslag bij biotisch of abiotische factoren?

1. biotische factoren
2. abiotische factoren

Horen soortgenoten bij biotisch of abiotische factoren?

1. biotische factoren
2. abiotische factoren

(a)biotische factoren

(a)biotische factoren zijn van invloed op organismen (denk aan natuurlijke selectie!).

Soorten hebben tolerantiegebied en uiteindelijk een tolerantiegrens. 

Optimumkromme

• Optimumkromme is een diagram dat voor één bepaalde abiotische factor angeeft wat de groei- en voortplantingskansen van een populatie zijn. 
• Het gebied tussen het minimum en het maximum noem je het tolerantiegebied. 

Examenvraag

Lees de tekst hiernaast

De volgende vraag gaat hierover

De afbeelding staat op de volgende slide

1. Welke curve, P of Q, hoort bij de Blauwe reiger?
2. Zal de ligging van de tolerantiecurve op korte termijn voor beide vogels veranderen als het in Nederland steeds warmer wordt?
3. Als de tolerantiecurven veranderen, geef dan aan of de curven naar links of naar rechts zullen verschuiven. Als deze niet veranderen, geef dan aan waardoor deze ligging niet verandert.

Examenvraag uitleg

De blauwe reiger komt van oorsprong in Nederland voor, de Kleine zilverreiger komt uit het warmere zuiden. De Kleine zilverreiger zal in het zuiden leven omdat het tolerantiegebied van deze soort warmer is. Het tolerantiegebied van de Blauwe reiger is daarom aangegeven met P. 

Het tolerantiegebied voor een abiotische factor is afhankelijk van de soort en niet van de omstandigheden in een gebied. Als het globaal warmer wordt door klimaatverandering, heeft dit geen gevolgen voor het tolerantiegebied van een soort. De ligging van de toleranteicurven blijven gelijk. Hierdoor kan het gebeuren dat soorten op zoek moeten naar een nieuw leefgebied waar de omstandigheden binnen het tolerantiegebied liggen.

huiswerk (deel 1)

Maak een start met een inleiding voor jouw project.

Beschrijf de habitat en niche van jouw doelsoort. Zoek uit welke abiotische en biotische factoren van belang zijn. 

Beschrijf de abiotische factoren en bijbehorende tolerantiegebieden kort en bondig. Gebruik APA bronvermelding. 

Beschrijf welke andere organismen invloed (positief of negatief) zouden kunnen hebben op jouw soort. Maak daarna een voedselkringloop (14.1) van jouw gewenste systeem.

Huiswerk (deel 2)

lees 14.3 hoeveel vervuiling verdragen organismen

maak opdracht 21 t/m 26 en kijk na