Bijv. Hij zoekt zijn vriendin.
wg = zoekt | o = hij (hij zoekt iets/iemand)
Wie zoekt hij? --> zijn vriendin.
Bijv. Mijn ouders gaan een nieuwe auto kopen.
wg = gaan kopen | o = mijn ouders (mijn ouders gaan iets kopen)
Wat gaan mijn ouders kopen? --> een nieuwe auto.