This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Brommer op zee - Maarten Biesheuvel
Slide 1 - Slide
De docent vindt het verhaal in de bijlage.
Brommer op Zee is een verhaal van Maarten Biesheuvel uit zijn verhalenbundel
In de bovenkooi (1972).
Het verhaal wordt vaak geroemd om zijn typische Biesheuvel-stijl: een mengeling van absurdisme, melancholie, en existentialisme.
Slide 2 - Slide
This item has no instructions
Mythevorming
Bij mythevorming krijgt een historisch fenomeen (personen, gebeurtenissen of processen) eigenschappen of kwaliteiten toegedicht die niet met historische bronnen onderbouwd kunnen worden of die een heel eenzijdige interpretatie inhouden.
Slide 3 - Slide
This item has no instructions
Intertekstualiteit
Intertekstualiteit betekent dat er in een verhaal verwezen wordt naar kennis van een andere tekst, of een ander verhaal.
Slide 4 - Slide
This item has no instructions
Beantwoord de vragen in je schrift.
Slide 5 - Slide
This item has no instructions
Waarom draagt dit bij aan de mythevorming van het verhaal?
Slide 6 - Open question
Iedereen is al naar bed en hij is alleen, als hij de brommer ziet. Het draagt bij aan de mythevorming: niet iedereen kan dit zien: het is exclusief voor Isaäc, tegelijkertijd is het daardoor minder geloofwaardig te maken: een tegenstelling.
Wat valt er op aan het moment dat de brommer weer weg is?
Slide 7 - Open question
“Het werd al enigszins licht. “
Isaäc is op twee plaatsen in dit verhaal in tweestrijd. Lees en luister de eerste zinnen. Citeer het deel waaruit blijkt dat hij in tweestrijd is.
Slide 8 - Open question
“Als hij aan boord werkte verlangde hij naar een baantje aan de wal en als hij op kantoor zat, verlangde hij naar de zee.”
Isaäc is op twee plaatsen in dit verhaal in tweestrijd. Citeer het tweede deel waaruit blijkt dat hij in tweestrijd is.
Slide 9 - Open question
“Hij hoorde niet op de wal, hij hoorde niet bij de bemanning, hij hoorde niet bij de man op de brommer.”
Waarom zou de uitdrukking: ‘bij de buren is het gras altijd groener’ passen bij de hoofdpersoon Isaäc?
Slide 10 - Open question
Hij voelt zich nergens thuis en als hij ergens is, verlangt hij naar de plek waar hij eerst was.
Op welk moment begint het verhaal vervreemdend te zijn? Lees desnoods even terug.
A
Op een gegeven moment zag Isaäc het lichtje in de verte een zwenking maken; het kwam nu recht op hem af.
B
Toen het merkwaardige vaartuig tot op een afstand van tweehonderd meter Isaäc was genaderd, zag hij dat het een brommer was.
C
De vreemde was, zoals uit de tongval van de man bleek, een landgenoot van Isaäc.
D
Toen Isaäc terug kwam vroeg hij aan de vreemde: ‘Waarom rijdt u op het water?’ De man zei dat hij een record wilde vestigen.
Slide 11 - Quiz
Alle spannende en sprookjesachtige dingen gebeuren als de ouders slapen (Peter Pan), als iedereen weg is, of alleen als één iemand het ziet (Mary Poppins). Het is daarom een kenmerk van sprookjes.
Welke vooruitwijzing lees je al eerder in het verhaal?
Slide 12 - Open question
“Hoewel de Christenen beweren dat Jezus over water had gelopen. “
Naar welk verhaal verwijst dit fragment?
Slide 13 - Open question
Naar de wonderen die Jezus aan het volk van Israël toonde om te laten zien dat hij de ware Messias was.