Herhalen hoofdstuk 4 t/m 6 (B)



Hoofdstuk 4:
Televisie en radio


In deze les behandelen we de deelvraag:
  • Welke soorten televisie- en radiozenders zijn er?

1 / 24
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with text slides.

Items in this lesson



Hoofdstuk 4:
Televisie en radio


In deze les behandelen we de deelvraag:
  • Welke soorten televisie- en radiozenders zijn er?

Slide 1 - Slide

4 soorten tv- en radiozenders
1. Publieke omroep

2. Commerciële omroep

3: Regionale zenders en omroepen

4: Internationale zenders en omroepen

Slide 2 - Slide


Publieke omroepen
Bijvoorbeeld: BNN. AVRO, TROS, VARA

Krijgen geld door:
  1. Lidmaatschapsgeld van hun leden
  2. Reclameopbengsten
  3. Subsidie van de overheid


Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide


Commerciële omroepen
  • Krijgen geen geld van de overheid.
  • Hun hoofddoel = winst maken, want anders hebben ze geen geld.
  • Ze maken winst door zoveel mogelijk reclamespotjes te verkopen. Daarom zie je ook veel reclame bij deze zenders
  • Omdat ze geen geld krijgen van de overheid, hoeven ze zich ook niet aan regels van de overheid te houden. Ze mogen zelf weten wat ze uitzenden.
  • Ze letten steeds op kijkcijfers (= hoeveel mensen hebben naar een programma gekeken), want als er veel mensen naar een zender kijken, willen bedrijven daar reclames uitzenden.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Regionale zenders en omroepen
zenders voor een regio (= een bepaald gebied), brengen vooral plaatselijk nieuws, maar bijvoorbeeld ook een soap in de streektaal!
Bijvoorbeeld: Omroep Brabant

verdienen hun geld met reclame
of krijgen subsidie van de overheid.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide




Hoofdstuk 5: Waarvoor gebruik je de media?



In deze les behandelen we de deelvraag:
  • Welke functies hebben de media?

Slide 10 - Slide

Functies van de massamedia.
Kort samengevat

Slide 11 - Slide

Functies van de massamedia.
In totaal heeft de media 6 verschillende functies:
  1. nieuws en informatie
  2. meningsvorming
  3. ontspanning
  4. contacten
  5. reclame
  6. cultuuroverdracht
De meest functies zijn best wel logisch.
In de slides hierna worden meningsvorming en cultuuroverdracht wel even verder uitgelegd.

Slide 12 - Slide

Meningsvorming
Een functie van media is de meningsvormende functie.
Dit doet media door een maatschappelijk onderwerp te bespreken en daar bijvoorbeeld verschillende mensen op te laten reageren, of deskundigen aan het woord te laten.
Op die manier kunnen mensen zelf een mening vormen over het onderwerp.

Bijvoorbeeld: Op internet kun je commentaar geven op het nieuws. Door berichten te lezen die anderen hebben gepost, vorm jij ook je mening over het onderwerp.
Hierna zie je een filmpje van 'De wereld draait door' over het realityprogramma The Villa. Dit is een ander voorbeeld van de meningsvormende functie van de media. Je ziet dat verschillende mensen aan het woord komen over het onderwerp.

Slide 13 - Slide


Cultuuroverdracht

Massamedia zorgen voor het doorgeven en verspreiden van cultuur.

Cultuur = alle aangeleerde kenmerken die de mensen van een groep of samenleving met elkaar delen.
Bijvoorbeeld: TV-programma's over Koningsdag of de intocht van Sinterklaas.
Het geeft mensen het gevoel: hier hoor ik bij.


Slide 14 - Slide

Functies combineren
De zes functies van media zijn niet altijd duidelijk van elkaar te scheiden:
  • Nieuws en informatie
  • Meningsvorming
  • Ontspanning
  • Contacten
  • Reclame
  • Cultuuroverdracht
Bijvoorbeeld iets dat je gebruikt voor informatie kan je ook helpen bij de meningsvorming. Of een quiz kan voor ontspanning zijn, maar ook informatie geven. Dus... Media kan meerdere functies tegelijkertijd hebben.

Slide 15 - Slide


Hoofdstuk 6: Nieuws

Wie bepaalt wat nieuws is? In dit hoofdstuk laten we zien hoe de media het nieuws kiezen.

In deze les behandelen we de deelvraag:
  • Hoe wordt het nieuws geselecteerd?

Slide 16 - Slide

Heel veel nieuws.....
Er zijn wereldwijd heel veel nieuwsberichten iedere dag.

Niet alle bericht komen in de krant of op het journaal, omdat er geen plek is voor duizenden nieuwsberichten per dag.
Journalisten moeten dus kiezen welk nieuws er wel en niet wordt gebruikt. Dit noem je een selectie maken (selectie = keuze). Er wordt dus gekozen welke berichten wel/niet.

Slide 17 - Slide


Selectie maken..... selectie criteria
Bij het maken een selectie (= keuze) welk nieuws er wel en niet wordt uitgezonden stellen journalisten zichzelf de volgende vragen: 
  1. Hoe actueel is het (= is het van NU)?
  2. Hoe bijzonder is het?
  3. Hoe dichtbij is het ?
  4. Wat is de belangstelling van de lezers/kijkers?
  5. Wat is de identiteit van de krant/omroep?
  6. Welke waarden en normen heeft de journalist zelf?

Slide 18 - Slide

1. Hoe actueel is het?
= het van nu?

Iets dat vandaag gebeurd is willen mensen graag lezen, iets dat vorige week is gebeurd is minder interessant. Nieuws moet net gebeurd zijn.
Bijvoorbeeld: een voetbalwedstrijd van gister is interessant, maar van vorige week niet meer.
2. Hoe bijzonder is het?


Iets dat vreemd is of onverwacht maakt mensen nieuwsgierig.

Bijvoorbeeld: op de volgende dia staat een nieuwsbericht van 14 april van de NOS dat best bijzonder  is.......

Slide 19 - Slide


3. Hoe dichtbij is het ?
Hoe dichtererbij iets gebeurt, hoe belangrijker mensen het vinden.

Bijvoorbeeld: het nieuwsfeit hiernaast. Waarschijnlijk is dit gekozen omdat het voor mensen in Nederland belangrijk is omdat het in Nederland is gebeurd. In China zal dit niet in het nieuws komen.

Slide 20 - Slide

4. Wat is de belangstelling van de lezers/kijkers?

De een leest graag over voetbal en misdaad, de ander wil informatie over politiek. Journalisten kiezen het nieuws dat bij hun eigen doelgroep past.

Bijvoorbeeld: lezers van populaire kranten lezen graag nieuws over bekende Nederlanders of over criminaliteit. Een populaire krant zal dus eerder een vliegtuigramp op de voorpagina zetten dan iets over politiek.
5. Wat is de identiteit van de krant/omroep?


Een krant of nieuwsprogramma heeft een eigen identiteit. De identiteit bepaalt de keuze van het nieuws.
 
Met een identiteit laten media zien: wie ze zijn en wat ze belangrijk vinden.

Bijvoorbeeld: een islamitische omroep zal veel aandacht besteden aan de ramadan.

Slide 21 - Slide


6. Welke waarden en normen heeft een journalist?
Iedereen heeft waarden en normen
Waarde = alles wat iemand belangrijk vindt (bijvoorbeeld 'eerlijkheid')
Norm = een gedragsregel (bijvoorbeeld 'niet liegen')

Journalisten hebben die eigen mening ook en kunnen die mening nooit helemaal uitschakelen.

Bijvoorbeeld: een journalist die erg tegen dierenleed is, zal sneller een bericht kiezen over plofkippen.

Slide 22 - Slide


Voor de vragen hierna kan het schema dat hieronder staat je helpen.

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide