Betoog les 1: stellingen, argumenten en signaalwoorden

Pak je boek en stap 10 minuten in die andere wereld
timer
10:00
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Pak je boek en stap 10 minuten in die andere wereld
timer
10:00

Slide 1 - Slide

Nederlands
Schrijven 1: betoog
les 1
vwo 1
P2 2023-2024

Slide 2 - Slide

Periode 2  - Schrijven - Betoog
  • Schrijven – Betoog                        
  • telt 3x
  • Toets: V1B dinsdag 5 maart 2024
  • Toets: V1C woensdag 6 maart 2024

Slide 3 - Slide

Wat is een Betoog?
  • Tekstdoel? 
  • Wat is het doel van de schrijver?
  • overtuigen
  • Hoe doe je dat?
  • met argumenten
Beeld BELGA
Betoging klimaatspijbelaars 
  • Een betoog is een tekst waarin je duidelijk jouw mening geeft. Je schrijfdoel is om de lezer te overtuigen van die mening. Om dit te doen, geef je argumenten die jouw mening ondersteunen

Slide 4 - Slide

Toets - Betoog
Tijdens de toets schrijf je een betoog dat bestaat uit 5 alinea’s: 
1 - Inleiding, 
2, 3 en 4 - Kern
5 - Slot

Iedere alinea bestaat minimaal uit 5 zinnen

Het onderwerp van het betoog krijg je op de toets.

Slide 5 - Slide

Leerdoelen lessenserie
1. Je kunt vóór het schrijven een bouwplan maken.

2. Je kunt een overtuigende tekst schrijven waarbij je je eigen bouwplan gebruikt als basis.



Slide 6 - Slide

Leerdoelen deze les

Aan het einde van deze les…

  • … weet je wat een stelling is,
  • wat argumenten zijn...
  • en wat signaalwoorden zijn.



Slide 7 - Slide

Voorbereiding op deze les
Jullie hebben drie (of vier) bestanden in je map Nederlands bezet. 
Wie weet nog welke? 
  • Rubric betoog 1 vwo
  • Bouwplan - format betoog klas 1 
  • Overzicht van de theorie van schrijfvaardigheid
  • Stellingenfabriek



Slide 8 - Slide

Vier fasen van schrijfvaardigheid
  1. Oriënteren: Jouw tekstdoel, je onderwerp, je hoofdgedachte, je publiek
  2. Voorbereiden: inleiding, deelonderwerpen en kernzinnen schrijf je IN GROTE LIJNEN (als skelet) op 
  3. Schrijven: Je gaat verder opbouwen
  4. Herschrijven: Je gaat aanpassen en verbeteren.

Bij welke fase van schrijfvaardigheid denk je dat het BOUWPLAN hoort? 
  • Voorbereiden



Vier fasen van schrijfvaardigheid
  1. Oriënteren: Jouw tekstdoel, je onderwerp, je hoofdgedachte, je publiek
  2. Voorbereiden: inleiding, deelonderwerpen en kernzinnen schrijf je IN GROTE LIJNEN (als skelet) op 
  3. Schrijven: Je gaat verder opbouwen
  4. Herschrijven: Je gaat aanpassen en verbeteren.
  • Bij welke fase van schrijfvaardigheid denk je dat het bouwplan hoort? 
  • Antwoord: Voorbereiden In het bouwplan schrijf je op welke deelonderwerpen het middenstuk vormen. Ook schrijf je alvast de kernzin op van iedere alinea.

Slide 9 - Slide

Warming-up
  • Er verschijnt steeds 1 stelling op het bord.
  • Ben je het met de stelling eens? GROEN

  • Ben je het met de stelling oneens? ROOD

  • Bij iedere stelling mogen een paar leerlingen uitleggen waarom zij het eens of oneens zijn met de stelling.
  • Denk dus goed en serieus na waarom je het eens of oneens bent met de stelling.

Slide 10 - Slide

Spelregels
BELANGRIJK:
  • Luister goed naar elkaar.
  • Reageer alleen als dat gevraagd wordt.
  • Steek je vinger op als je wilt reageren.
  • Heb respect voor iemand anders mening.
  • Houd je je niet aan de spelregels...
  • ...dan krijg je een thuiswerktaak

Slide 11 - Slide

Stelling 1  
Er moeten in de schoolkantine  energiedrankjes worden verkocht.

Eens?          Oneens?

Slide 12 - Slide

Stelling 2
Het luisteren van muziek  tijdens de les moet worden verboden.


Eens?          Oneens

Slide 13 - Slide

Stelling 3
Ook in de pauze moeten telefoons in de kluisje blijven.



Eens?          Oneens? 

Slide 14 - Slide

Stelling 4
Het dragen van een schooluniform moet in Nederland verplicht worden.


Eens?         Oneens? 

Slide 15 - Slide

Stelling 5
Tijdens de les moet je gewoon kauwgom mogen kauwen.




Eens?            Oneens? 

Slide 16 - Slide

Stelling, mening en argumenten
1. Stelling: Een uitspraak waar je het mee eens of oneens kan zijn.
2. Mening Wat je ergens van vindt. Een ander kan het hier (on)eens mee zijn.
3. Argumenten Met argumenten leg je uit waarom je iets vindt.

  1. Stelling (uitspraak): Het ATC is een fijne school.
  2. Mening: Hij vindt het ATC een fijne school.
  3. Argument (waarom?): Op het ATC luisteren de docenten goed naar de leerlingen.  


Slide 17 - Slide

Signaalwoorden
Signaalwoorden
Argumenten kun je vaak herkennen aan signaalwoorden.




                     
                     
mening
argument
Ik vind het ATC een goede school.
Je krijgt veel vakken in het Engels.

Slide 18 - Slide

Signaalwoorden
Signaalwoorden
Argumenten kun je vaak herkennen aan signaalwoorden.



  
Ik vind het ATC een leuke school,
omdat
je iedere vrijdag VMA hebt.
Ik vind het ATC een fijne school,
want 
de docenten op het ATC luisteren goed naar de leerlingen. 
mening
argument

Slide 19 - Slide

Aan de slag!
Log in bij lessonup.

Ga naar: Betoog les 1
Ga naar: slide 19

Maak de opdrachten op slide (20 t/m 30)

Slide 20 - Slide

Aan de slag!
Opdracht: Benoem in iedere zin (op de volgende slides) de stelling en het argument

Voorbeeld: Programmeren moet een verplicht vak worden op de middelbare school, want programmeren is de toekomst.
Stelling: Programmeren moet een verplicht vak worden op de middelbare school. 
Argument: Programmeren is de toekomst.        

De stelling is de uitspraak
Het argument legt uit waarom je dat vindt

Steek even je vinger op als je bij de laatste slide bent (DE STELLINGENFABRIEK).

Slide 21 - Slide

Benoem de stelling en het argument.

1. Het is fijn dat de aarde opwarmt, want dan kunnen we in ons eigen land lekker veel zonnen.

Slide 22 - Open question

Benoem de stelling en het argument.

2. Je kunt beter niet naar houseparty’s gaan, want housemuziek is slecht voor je gehoor.

Slide 23 - Open question

Benoem de stelling en het argument.

3. Je moet die telefoon echt niet kopen. Dat merk had een hele slechte review.

Slide 24 - Open question

Benoem de stelling en het argument.

4. Ik ben in de pauze van de film weggegaan. Ik vond er helemaal niets aan.

Slide 25 - Open question

Benoem de stelling en het argument.

5. Door de drukte kunnen we bijna niet oversteken. In het centrum zouden auto’s verboden moeten worden.

Slide 26 - Open question

Benoem de stelling en het argument.

6. Windenergie is niet meer nodig, omdat er andere alternatieven zijn.

Slide 27 - Open question

Benoem de stelling en het argument.
7. Reclamespotjes voor leningen moeten verboden worden, want jongeren lenen veel te gemakkelijk geld voor luxeartikelen.

Slide 28 - Open question

Benoem de stelling en het argument.

8. Dierentuinen moeten verboden worden, want het is zielig dat dieren in kooien zitten opgesloten.

Slide 29 - Open question

Benoem de stelling en het argument.

9. Ik ga morgen naar de film kijken in VUE, want die bioscoop is bij mij om de hoek.

Slide 30 - Open question

Benoem de stelling en het argument.

10. Huiswerk moet in de les gemaakt worden, want thuis hebben leerlingen andere bezigheden.

Slide 31 - Open question

Ga naar 
Ga naar de map:
Download:

Lees eerst goed hoe je jouw persoonlijke stelling uit de fabriek laat rollen (tekst in oranje kader)
       1. Formuleer (fabriceer) eerst jouw persoonlijke stelling
       2. Bedenk daarna 2 of meer argumenten voor jouw stelling
       3. Noteer je stelling + je argumenten in je schrift of in een Word-bestand.
De stellingenfabriek
SOMTODAY>> vak Nederlands
schrijven betoog
Stellingenfabriek







Slide 32 - Slide