D herhaling Hoofdstuk 1-4

• Economie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Domein D herhalen

Hoofdstuk 1 t/m 12

Felies is op zoek naar een betaalbare racefiets. Haar tante raadt haar aan om op marktplaats te gaan zoeken


We spreken hier van een .....

1. concrete markt
2. abstracte markt

De huizenprijzen in Nederland zijn de afgelopen jaren flink gestegen. Voor een gemiddeld rijtjeshuis betaal je nu ruim het dubbele als zo’n 15 jaar geleden.

We spreken hier van een .....

1. concrete markt
2. abstracte markt

Vul de ontbrekende woorden in zodat er een economisch correcte zin ontstaat.
We spreken van een homogeen product als de ..(1).. ..(2).. voorkeur heeft voor de ..(3)...

Kies uit:
Bij (1) verkoper / koper
Bij (2) wel / geen
Bij (3) leverancier / afnemer

Vul de ontbrekende woorden in zodat er een economisch correcte zin ontstaat.
Voor veel jongeren is kleding een ..(1).. product omdat het merk ..(2).. belangrijk is.

Kies uit:
Bij (1) homogeen / heterogeen
Bij (2) heel / niet

De blauwe lijn is de ..(1)..-lijn omdat er
een ..(2).. verband is tussen prijs en hoeveelheid

1. 1) aanbod 2) positief
2. 1) aanbod 2) negatief
3. 1) vraag 2) positief
4. 1) vraag 2) negatief

Wat is de evenwichtsprijs?

De evenwichtsprijs is 30 cent (€0,30)

Wat is de evenwichts-hoeveelheid?

De evenwichtshoeveelheid bedraagt 600.000 stuks 

Wanneer de overheid besluit tot een minimumprijs van 40 cent, ontstaat er ...

De overheid besluit tot een minimumprijs van 40 cent. Hierdoor ontstaat er een (aanbod)overschot  van 550.000 stuks

Het verschil tussen volkomen concurrentie en
monopolistische concurrentie is …

De overeenkomst tussen volkomen concurrentie en
monopolistische concurrentie is …

Op de markt van luchtventilatiesystemen strijden 5 aanbieders om de consument. Air-fresh, de duurste van de vijf, biedt van alle aanbieders de langste garantieperiode.

Deze markt is een voorbeeld van ..(1).. ..(2).. omdat …

Eén aanbieder met een homogeen product heet?

1. Monopolie
2. Homogeen Oligopolie
3. Monopolistische Concurrentie
4. Volkomen Concurrentie

Veel aanbieders met een heterogeen product heet?

1. Monopolie
2. Homogeen Oligopolie
3. Monopolistische Concurrentie
4. Volkomen Concurrentie

Enkele aanbieders met een homogeen product heet?

1. Monopolie
2. Homogeen Oligopolie
3. Monopolistische Concurrentie
4. Volkomen Concurrentie

Veel aanbieders met een homogeen product heet?

1. Monopolie
2. Homogeen Oligopolie
3. Monopolistische Concurrentie
4. Volkomen Concurrentie

H3 vraag- en aanbodvergelijking

Ga niet weg uit LessonUp!

Het snijpunt met de x-as is voor deze vraagfuncties:
a) Qv = -2p -100
b) Qv = -½p + 80
c) Qv = -0,1p + 20
d) Qv = -⅓p + 1.100

Het snijpunt met de y-as is voor deze vraagfuncties:
a) Qv = -2p - 100
b) Qv = -½p + 80
c) Qv = -0,1p + 20
d) Qv = -⅓p + 1.100