Erfelijkheid en evolutie bs2

Gen
Een gen = deel van chromosoom met informatie voor één erfelijke eigenschap

Elk chromosoom bevat een groot aantal genen.

1 / 29
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2,3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Gen
Een gen = deel van chromosoom met informatie voor één erfelijke eigenschap

Elk chromosoom bevat een groot aantal genen.

Slide 1 - Slide

Genenpaar
  • chromosomen komen in paren voor (2 x 23)
  • op de chromosomen liggen genen
  • genen komen dus ook in paren voor

Slide 2 - Slide

Wat was het?
Genotype?
Fenotype?

Slide 3 - Slide

Wanneer ontstaat het genotype?

Slide 4 - Open question

Van klein naar groot:
A
DNA-Chromosomen-Celkern-Cel
B
Celkern-DNA-Chromosomen-Cel
C
Chromosomen-Celkern-Cel-DNA
D
Cel-Chromosomen-Celkern-DNA

Slide 5 - Quiz

In de cellen van de lever zijn dezelfde genen aanwezig als in de cellen van je ogen.
A
ja
B
nee

Slide 6 - Quiz

Wat verandert er wel en wat niet?
A
wel: genotype niet: fenotype
B
wel: fenotype wel: genotype
C
wel: fenotype niet: genotype
D
niet: fenotype niet: genotype

Slide 7 - Quiz

Welke uitspraak over chromosomen klopt niet?
A
De mens heeft 46 chromosomen
B
De chromosomen liggen in paartjes
C
Elke cel van je lichaam heeft unieke chromosomen
D
In de chromosomen staat informatie voor erfelijke eigenschappen

Slide 8 - Quiz

Welke uitspraak over chromosomen is FOUT?
A
Chromosomen bestaan uit DNA
B
Chromosomen liggen in het cytoplasma
C
Een mens heeft 46 chromosomen per cel
D
Niet ieder dier heeft evenveel chromosomen

Slide 9 - Quiz

Hebben alle spiercellen van een man hetzelfde genotype of hebben ze een ander genotype?
A
Hetzelfde genotype
B
Verschillende genotypen

Slide 10 - Quiz

Wat wordt bepaald door genotype of fenotype? Sleep de eigenschappen A t/m H naar genotype of fenotype. 
Genotype
Fenotype
Een wipneus
Stijl haar vanaf de geboorte
Piercings 
Behaarde bladeren
Een litteken
Wibi kan goed piano spelen
Eelt op je handen door hard werken
Blauwe ogen

Slide 11 - Drag question

BS2: Chromosomen en genen

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Mens: 46 chromosomen (23 paren chromosomen)
Chromosomen paren

Slide 14 - Slide

geslachtschromosomen

Het 23ste paar noem je het geslachtschromosomenpaar

Dit is bij en meisje XX

Dit is bij een jongen XY (2 verschillende chromosomen)

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Wat kun je zeggen over de
persoon waarvan de
chromosomen te zien zijn
in de afbeelding?
A
Het geslacht is een man
B
Het geslacht is een vrouw
C
Het geslacht is niet te bepalen
D
Deze persoon speelt graag minecraft

Slide 19 - Quiz

Heeft een vlo hetzelfde fenotype als de pop waaruit hij is ontstaan? En hetzelfde genotype?
A
alleen hetzelfde fenotype
B
alleen hetzelfde genotype
C
zowel hetzelfde fenotype als hetzelfde genotype

Slide 20 - Quiz

Alle uiterlijk waarneembare kenmerken van een individu noemen we
A
de erffactor
B
het genotype
C
het fenotype
D
epigenetica

Slide 21 - Quiz

Wat is een fenotype
A
Het uiterlijk van een organisme
B
Informatie voor alle erfelijke eigenschappen

Slide 22 - Quiz

Erfelijkheid en evolutie

Slide 23 - Slide

Recombinant DNA-technieken

Slide 24 - Slide

INSULINE

voorbeeld van een medicijn dat gemaakt wordt door bacteriën

door recombinant-DNA-technieken

Slide 25 - Slide

actieve genen
In elke cel zit hetzelfde DNA.
De rol van de cel bepaalt welke eiwitten nodig zijn.

Bijvoorbeeld: melanine in een huidcel of spiereiwit (actine/ myosine) in een spiercel. Andere genen zijn actief.






Slide 26 - Slide

In een oog zijn de genen voor het maken van eiwitten voor de oogkleur actief
A
ja
B
nee

Slide 27 - Quiz

In de cellen van de lever zijn de genen voor het maken van oogeiwitten actief
A
juist
B
onjuist

Slide 28 - Quiz

Het aanpassen van genen in het DNA van een organisme noemt men
A
mutatie
B
geslachtelijke voortplanting
C
genetische modificatie
D
klonen

Slide 29 - Quiz