H7.4 GL en H7.3 Kader

• Economie
• Middelbare school
• vmbo k, g
• Leerjaar 4

SOCIALE ZEKERHEID

H7.3 kader en H7.4 GL

Planning

10 minuten H7.3 onderwerpen en vragen (Kader)

10 minuten H7.4 onderwerpen en vragen (GL)

De NL staatschuld is 480 miljard. Aan rente betaald de overheid 7.68 miljard per jaar. Bereken het rentepercentage waartegen de overheid heeft geleend.

1. 1.6
2. 16
3. 160
4. 0.016

Mats betaald ieder jaar 140 euro aan contributie, hij ontvangt een deel subsidie. Zonder deze subsidie had hij 170 euro moeten betalen. Bereken hoeveel procent van de contributie via subsidies betaald wordt?

1. 21.43
2. 17.65
3. 82.35
4. 22.43

Sociale verzekeringen

Voor de sociale verzekeringen worden premies betaald.

Volksverzekeringen = bedoeld voor alle inwoners van Nederland

Werknemersverzekeringen = gelden alleen voor werknemers

Sociale verzekeringen

Premies

Omslagstelsel

Volksverzekeringen

Werknemersverzekeringen

Sociale voorzieningen

Sociale voorzieningen zijn uitkeringen die de overheid betaald met geld uit de belastingopbrengsten.

Bekende sociale voorzieningen zijn de kinderbijslag en de bijstand. 

Verzorgingsstaat

Een land als Nederland dat veel geld uitgeeft aan uitkeringen, gezondheidszorg, woningbouw en onderwijs heet een verzorgingsstaat.

Wat is een werknemersverzekeringen?

1. ANW
2. WW
3. AOW

Werknemersverzekeringen zijn

1. Voor het hele volk en betaald door werkgevers
2. Voor het hele volk en betaald door werknemers
3. Voor en betaald door werkgevers
4. Voor en betaald door werknemers

Wat is een verzorgingsstaat?

1. Een land waar genoeg ziekenhuizen beschikbaar zijn voor de burgers.
2. Alle maatregelen die ervoor zorgen dat burgers hun basisbehoeften kunnen vervullen.
3. Het overzicht van de kosten van alle uitkeringen voor werkenden en niet-werkenden.
4. Een land waar de overheid de burgers helpt als dat nodig is.

Wat is een sociale voorziening?

1. Kinderbijslag
2. AOW
3. WW
4. WIA

Wat is en volksverzekering?

1. Verzekering voor iedereen die werkt
2. Verzekering voor iedereen die gewerkt heeft
3. Verzekering voor iedere Nederlander
4. Verzekering voor iedereen die werkt of gewerkt heeft

Sociale voorzieningen worden betaald met ....

1. Werkgeverspremies
2. belastinggeld
3. het brutoloon
4. de volksverzekeringen

Kader opdrachten 

Maak opdracht 18 tm 22 en 24

H7.4

Globalisering

= Het proces van toenemende internationale handel wordt globalisering of mondialisering genoemd.

Voorbeeld globalisering:

Toyota, werelds grootste autoproducent, heeft fabrieken in 27 verschillende landen en hun auto’s worden in 160 landen verkocht.

Globalisering 

Internationale arbeidsverdeling

Een gevolg van globalisering is een toename van de internationale arbeidsverdeling. 

Dit betekent dat een product wordt gemaakt en geëxporteerd door het land dat dit het beste en goedkoopste kan.

Contingent is vastgestelde hoeveelheid.

Internationale concurrentiepositie

De internationale concurrentiepositie geeft aan in hoeverre een land in staat is om beter en/of goedkoper te produceren dan andere landen.

internationale concurrentiepositie

Een goede internationale concurrentiepositie voor Nederland betekent dat we een goede kwaliteit aan producten aan het buitenland leveren, tegen een lage prijs.

Concurrentiepositie

Verbeteren internationale concurrentiepositie:

• Beter en/of goedkoper produceren
• Onderwijs
• Gezondheidszorg
• Infrastructuur
• Investeringen in innovaties

Wat is globalisering?

1. dat de welvaart stijgt
2. proces dat gebieden op aarde meer verbonden raken
3. dat mensen meer inkomsten krijgen.
4. De welzijnsgraad gaat omhoog

Internationale concurrentiepositie is:

1. goedkoper produceren dan andere landen
2. Sneller te kunnen produceren.
3. Beter en goedkoper te kunnen produceren dan andere landen

Wat is geen globalisering?

1. Een Nokia-telefoon in Mexico
2. Aardappel in Duitsland
3. Amstelbier in Amsterdam
4. KFC in Turkije

Twee stellingen over de internationale concurrentiepositie van een land
I: de internationale concurrentiepositie verbetert als de arbeidsproductiviteit toeneemt.
II: de internationale concurrentiepositie verbetert als de infrastructuur van het land verbetert.

1. Stelling I is juist en stelling II onjuist
2. Stelling I is onjuist en stelling II is juist
3. Beide zijn juist
4. Beide stellingen zijn onjuist

GL opdrachten 7.4

32-34-35-36-37-39