7.4 De wereld is een dorp?

7.4 De wereld is een dorp?
1 / 20
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

7.4 De wereld is een dorp?

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Globalisering...
  • = toenemende vrije wereldhandel
  • is eenvoudiger geworden door openstellen grenzen en technologische ontwikkelingen (bijv in communicatie en transport)
  • zorgt voor toename internationale arbeidsverdeling (= een product wordt gemaakt en geëxporteerd door het land dat dit het beste en goedkoopste kan maken).       begrijp ook vraag 35...

Slide 3 - Slide


Voordeel globalisering:
Met een Open Economie (veel internationale handel zoal bijv NL) heb je direct voordeel vd groei van wereldhandel

Slide 4 - Slide

Nadelen Globalisering...
  • laaggeschoold werk verdwijnt naar lagelonenlanden (dus laaggeschoolden in ons land krijgen moeilijker een baan)
  • ongelijke welvaartsverdeling (landen met een slechte concurrentiepositie raken nog verder achterop)
  • negatieve gevolgen milieu (grondstoffen op, bossen weg, etc)

Slide 5 - Slide

Kennen/ begrijpen!!!!!!!!!!:

Hoe houdt een land (NL!) een goede concurrentiepositie??? Oftewel hoe kunnen we veel blijven handelen/ exporteren???
Door te zorgen voor een goede kwaliteit en betaalbare prijzen!!
Denk daarbij aan o.a.: goed onderwijs, goede gezondheidszorg, goede infrastructuur, veel investeren in nieuwe ontwikkelingen!!!!!

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Verschil tussen Ontwikkelde ("Westerse") landen en
Ontwikkelingslanden
Een Ontwikkeld land heeft een:
  • Verregaande industrialisatie (technologische ontwikkeling)
  • Hoge mate van arbeidsverdeling (specialisten voor elk werk) 
  • Goede infrastructuur (=netwerken en verbindingen)  
  • Hogere levensstandaard ofwel meer welvaart (=Nat. ink. p.p) 
Landen die (nog lang) niet in deze categorie zitten, worden vaak Ontwikkelingslanden genoemd

Slide 8 - Slide

 "Opkomende landen/ economieën" zijn landen die snel van ontwikkelings- naar ontwikkeld land groeien. Kenmerken:

  • Snelle economische groei
  • Gericht op handel met buitenland
  • Grote landen (ook verschillende klimaten!)
  • Veel inwoners
  • Hoog verstedelijkingstempo
  • Veel ongelijkheid

Slide 9 - Slide


Brazilië 
Rusland
India
China
Southa Africa
Voorbeelden van Opkomende economieën: "BRICS"
  • Brazilië
  • Rusland
  • India
  • China
  • South Africa

Slide 10 - Slide

Westerse bedrijven kunnen niet concurreren tegen de (vul in)....................... productie in Opkomende economieën
A
Arbeidintensieve
B
Kapitaalintensieve

Slide 11 - Quiz

Westerse bedrijven hebben vaak ook veel (vul in)......................... kosten voor strenge milieu-eisen dan in Opkomende economieën
A
lagere
B
hogere

Slide 12 - Quiz

In Westerse landen zijn de loonkosten voor de bedrijven ook ................. vanwege de (premies voor) sociale wetgeving
A
lager
B
hoger

Slide 13 - Quiz

De volgende zinnen gaan over globalisering. Welke is juist?
A
Door globalisering wordt de handel met het buitenland steeds lastiger.
B
Internet heeft het proces van globalisering versneld.
C
Nu we te maken hebben met globalisering wordt de hele wereld een vrijhandelszone.
D
Steeds minder producten of ingrediënten komen uit het buitenland.

Slide 14 - Quiz

Door globalisering komt er steeds meer internationale arbeidsverdeling
A
onjuist
B
juist

Slide 15 - Quiz

Globalisering kan zorgen voor economische groei, maar ook voor werkloosheid.
Daarover gaan de volgende zinnen.
1 Een bedrijf verhuist naar een lagelonenland om goedkoper te produceren.
2 Het wordt voor bedrijven makkelijker om in een ander land te produceren.
3 Nederlandse fabrieksarbeiders verliezen hun baan.
Wat is de juiste volgorde?
A
Globalisering → 1 → 3 → 2 → werkloosheid
B
Globalisering → 2 → 1 → 3 → werkloosheid
C
Globalisering → 3 → 2 → 1 → werkloosheid
D
Globalisering → 2 → 3 → 1 → werkloosheid

Slide 16 - Quiz

Voorzieningen die nodig zijn voor vervoer en communicatie noem je ..
A
Structuur
B
Infrastructuur
C
Wegen
D
Internet

Slide 17 - Quiz

Wat hoort NIET bij de infrastructuur?
A
Havens
B
Speeltuinen
C
Vliegvelden
D
Elektriciteitsnetwerk

Slide 18 - Quiz

Twee stellingen over de internationale concurrentiepositie van een land (zelf ook kunnen uitleggen!!!!!!!!!!:
I: de internationale concurrentiepositie verbetert als de arbeidsproductiviteit toeneemt.
II: de internationale concurrentiepositie verbetert als de infrastructuur van het land verbetert.
A
Stelling I is juist en stelling II onjuist
B
Stelling I is onjuist en stelling II is juist
C
Beide zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 19 - Quiz

Plak hier de foto('s) van je gemaakte OEFENopgaven par 7.3 en 7.4

Slide 20 - Open question