Week 35 Les 1 23 hf 1 Formuleren

09.00 uur - Leg op tafel
LEESBOEK in krat
leerboek Nieuw Nederlands
collegeblok 

snelhechter voor losse papieren



WELKOM
1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

09.00 uur - Leg op tafel
LEESBOEK in krat
leerboek Nieuw Nederlands
collegeblok 

snelhechter voor losse papieren



WELKOM

Slide 1 - Slide

09.05 - wk 35 Programma  - 3
1. Werkafspraken (leesboek, collegeblok, netjes werken)
2. Weektaak - Vragen? Hoe ver ben je? Kijk je werk zichtbaar na .

3. Verder met de weektaak. Start met De Brug. Ga door in hf 1 Formuleren.
4. Terugblik op wat je hebt geleerd. Wat  moet je nog doen/leren/regelen? 



Slide 2 - Slide

Kijk je werk goed na!
Teams / kanaal Algemeen / Bestanden / Lesmateriaal
Gebruik een verbeterpen.
Zet een krul bij het antwoord als het goed is.
Verbeter wat nog niet goed is. Schrijf het juiste antwoord erbij.


Slide 3 - Slide

Leerdoel hf.1 Formuleren
Aan het eind van dit hoofdstuk weet je hoe je 
met verbindingswoorden en leestekens
zinnen correct begrenst, dus
hoe je goede zinnen maakt.

Slide 4 - Slide

Weekplanner Nederlands
Formuleren
Werk verder tot 09.25 uur.
Dan doen we een check met LessonUp.
blz. 273

Slide 5 - Slide

09.25 uur Check en terugblik op de les
Neem je leesboek maandag mee!
Wat weet je al?
Wat kan je al?
Hoe is je werkhouding?

Slide 6 - Slide

LessonUp is interactief
Klik op                        om de les te starten.
Om als leerling mee te doen, ga je naar student.lessonup.io op je telefoon of in een nieuw venster.

Slide 7 - Slide

Een code wordt automatisch genereerd door LessonUp

Slide 8 - Slide

Hoe heet een zin met één persoonsvorm?

Slide 9 - Open question

Voor en / of zet je geen komma.
Goed of fout?
A
goed
B
fout

Slide 10 - Quiz

Noem 3 verbindingswoorden.

Slide 11 - Mind map

Hoe heet een zin met met meerdere persoonsvormen?

Slide 12 - Open question

Een voorbeeld van een verbindingswoord is...
A
gaat
B
want
C
zij
D
rent

Slide 13 - Quiz

Omdat Truus vandaag rijdt laat ik mijn fiets repareren
A
goed geformuleerd
B
weet ik niet
C
formuleerfouten

Slide 14 - Quiz

Formuleren - zinnen correct begrenzen.
Hoe tevreden ben je over wat je al weet / kan?
😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Poll

Hoe tevreden ben je over
hoe je in de les hebt gewerkt?
0100

Slide 16 - Poll

Dank je wel 
voor het meedoen!

Slide 17 - Slide

 Over Formuleren...wist je dit al?
- Een zin met één persoonsvorm = enkelvoudige zin. 
Bijv. Jan eet een appel.
- Meerdere zinnen aan elkaar geplakt =  samengestelde zinnen. 
Dan gebruik je verbindingswoorden
- Vóór een verbindingswoord zet je een komma,
behalve vóór en / of.
Bijv. Jan eet een appel, want hij heeft honger.

Slide 18 - Slide

En dit?
Soms staat aan het begin van de samengestelde zin een verbindingswoord. 
Plaats dan een komma tussen de
2 persoonsvormen
die naast elkaar staan. 
Bv. Omdat hij honger heeft, eet Jan een appel.

Slide 19 - Slide

Nog inleveren?

Wat verwacht je van mij en van de les?
Leg ook uit waarom.

Schrijf hierover een stukje tekst in je collegeblok
(100 - 125 woorden).

Heb je bij het schrijven gelet op:
hoofdletters, leestekens, goede zinnen, leesbaar schrijven?

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Formuleren


for·mu·le·ren (formuleerde, heeft geformuleerd)

1. onder woorden brengen

bron: vandale.nl 
11.10 uur

Slide 22 - Slide

Wat weet je al?
Op de basisschool heb je al geleerd dat je 
aan het eind van een zin de volgende leestekens kunt zetten:
- punt
- vraagteken
- uitroepteken



Slide 23 - Slide

Wat weet je al?
Op de basisschool heb je al geleerd dat je 
aan het eind van een zin de volgende leestekens kunt zetten:
- punt
- vraagteken
- uitroepteken



Slide 24 - Slide

Tipje
Als je zinnen gaat schrijven, zorg er dan voor dat je maximaal
één komma per zin gebruikt
of het woordje 'en' gebruikt om zinnen aan elkaar te plakken.
Zo houd je je zinnen overzichtelijk en goed te begrijpen. 
Probeer onderstaande zin maar eens te lezen en in één keer te begrijpen. 

Het nieuwe beleid van onze universiteit zal gericht zijn op de verdere uitbouw en ontwikkeling van op competentievorming georiënteerde onderwijsmethoden, de versterking van de faculteit in al haar geledingen en een betere voorbereiding van het management op de bestaande en de toekomstige taken.

Slide 25 - Slide

Veel beter is...
en dan ben je goed aan het formuleren 
Het nieuwe beleid van onze universiteit is gericht op drie doelen. Ten eerste zullen we verder bouwen aan onderwijsmethoden die op competentievorming gericht zijn. Ten tweede willen we de faculteit in al haar geledingen versterken. En ten derde willen we ervoor zorgen dat het management beter is voorbereid op de bestaande en de toekomstige taken.

Slide 26 - Slide

Hoeveel zinnen? Welke?
een tijger in een Russische dierentuin kreeg van zijn verzorgers een levende geit in zijn verblijf zijn jachtinstinct moest namelijk aangewakkerd worden de tijger deed echter helemaal niet wat ze hadden verwacht wat bleek namelijk de tijger en het geitje werden de beste maatjes ze zijn onafscheidelijk en tijger Amur heeft zelfs zijn slaapplek afgegeven aan de geit is dat niet aardig
Overleg samen. 
Waar begint en eindigt de zin? Leesteken?

Slide 27 - Slide

                                10.45 - AAN DE SLAG
- Verder met weektaak 13 - hf 1 Formuleren
- Denk aan de Opnieuw - maak - opdrachten!

Klaar? Kies wat je gaat doen.
- Lezen.
- Verder met hf 2 Formuleren.
- Ander huiswerk.

Slide 28 - Slide

11.00 - Terugblik / vooruitblik
Vragen? 
Werk verder aan weektaak 13.
Neem mee:
- aantekenschrift en leerboek
- leesboek

Slide 29 - Slide

wk 13 Lesprogramma  - 3
1.  Bespreken toets Spelling
2. Verder met weektaak 13 - hf. 1 Formuleren
3. Terugblik en vooruitblik
4. Nieuwsquiz wk 12 en 13



Slide 30 - Slide

meervoud
dahlia                                                 porie                        fantasie
dominee                                                                              idee
logé 
haarspray 


Slide 31 - Slide

Bedenk bij iedere regel een voorbeeld van een bijvoeglijk naamwoord dat met de betreffende regel gespeld moet worden.

1 Als je de lange vorm van een bijvoeglijk naamwoord maakt, hoef je soms alleen maar een -e achter het woord te zetten.
2 Soms moet je tegelijk de laatste letter verdubbelen.

3 Soms moet je tegelijk een -f veranderen in een -v-. 




Slide 32 - Slide

Zet de zin in de indirecte rede.

'Heb jij vandaag je boeken wel bij je?’, vroeg de docent geschiedenis aan Menno. 
De docent geschiedenis vroeg aan Menno of hij vandaag wel zijn boeken bij zich had. 

Slide 33 - Slide

Zet de zin in de directe rede.


Koos informeerde ’s ochtends of Gerjo lekker geslapen had. 

Koos informeerde ’s ochtends: ‘Gerjo, heb je lekker geslapen?’
'Heb je lekker geslapen, Gerjo?', informeerde Koos 's ochtends.
 

Slide 34 - Slide

Maak een correct geformuleerde zin.
op een dag verzon zijn vrouw een list zodat hij kon ontsnappen door in plaats van boeken hugo in de kist te stoppen

Op een dag verzon zijn vrouw een list, zodat hij kon ontsnappen door in plaats van boeken Hugo in de kist te stoppen. 

Slide 35 - Slide

Verder met weektaak 13
Heb je 'Opnieuw maak opdrachten?'

Slide 36 - Slide

Terugblik en vooruitblik
Hf 1 Formuleren - Waar denk je aan bij correct schrijven van zinnen?
                                      Wat heb je nieuw geleerd?
Volgende keer
- Weektaak 13 afhebben. 
- Neem voortaan leesboek en aantekenschrift mee.
Week 14 - dinsdag 6 april Les online opstarten.                Uitleg nieuwe leerstof hf 2 Formuleren.

Slide 37 - Slide