check les 24

• Latijn
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

check les 24

In deze check

- woorden

- vormleer (rijtjes) betrekkelijk voornaamwoord

- gebruik van het betr. voornaamwoord

itaque
( vul 1 antwoord in)

mons

alius

fabula

consulere

Wat is de functie van een relatief voornaamwoord in een zin?

1. het geeft een bezittelijk voornaamwoord aan
2. het duidt een plaats aan
3. het benoemt een zelfstandig naamwoord
4. het verbindt een bijzin met een hoofdzin

dat ev

gen ev

dat mv

abl ev

nom mv

cui

cuius

quae

quibus

quo

montem, ... vides, Aventinum vocamus

1. qui
2. cuius
3. quem
4. qua

feminae, ... aquam portant, meae amicae sunt

1. qui
2. quas
3. quam
4. quae

Urbs, cui muros Romulus aedificabat, erat Rome.

1. De stad, waarvoor Romulus muren bouwde, was Rome.
2. De stad, waarvan Romulus de muren bouwde, was Rome.
3. Romulus bouwde muren voor de stad, die Rome was.
4. De stad, die met muren door Romulus was gebouwd, was Rome.

Populus, cuius rex erat Romulus, Romae vivebat.

1. Romulus was koning van het volk dat in Rome leefde.
2. Het volk dat Romulus als koning had, leefde in Rome.
3. Het volk, waarvan Romulus koning was, leefde in Rome.
4. Welk volk had Romulus als koning en leefde in Rome?

Urbem, quae aedificamus, Romam vocamus.

1. De stad, waarin wij bouwen, noemen wij Rome.
2. De gebouwde stad noemen wij Rome.
3. De stad, die wij bouwen, noemen wij Rome.
4. Welke stad die gebouwd is noemen wij Rome?