What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Les 24 - Betrekkelijk Voornaamwoord
Planning
Je kunt uitleggen wat een betrekkelijk voornaamwoord is en hoe het gebruikt wordt in een Nederlandse zin.
Je kunt een betrekkelijk voornaamwoord en het antecedent aanwijzen in een Nederlandse zin.
Je kunt een betrekkelijk voornaamwoord herkennen en vertalen in een Latijnse zin.
1 / 26
next
Slide 1:
Slide
Latijn
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
This lesson contains
26 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Planning
Je kunt uitleggen wat een betrekkelijk voornaamwoord is en hoe het gebruikt wordt in een Nederlandse zin.
Je kunt een betrekkelijk voornaamwoord en het antecedent aanwijzen in een Nederlandse zin.
Je kunt een betrekkelijk voornaamwoord herkennen en vertalen in een Latijnse zin.
Slide 1 - Slide
Hoe herken je een bijzin ook alweer?
Slide 2 - Open question
Woordjesbingo: Voegwoorden
Maak een tabel van 3×3 in je schrift.
Schrijf in ieder vakje een betekenis van een van de voegwoorden op HB p. 130 en 131.
De docent noemt Latijnse woorden op. Als je een woord in jouw bingokaart hebt staan, streep je die af.
Als je een rij vol hebt, roep je bingo!
Valse bingo is als een kip door het lokaal lopen en de rijtjes van groep 1, 2 en 3 opdreunen.
Prijsje: Eerste horizontale rij en eerste verticale rij.
Slide 3 - Slide
Betrekkelijk voornaamwoord
Voorbeeld in NL?
Slide 4 - Slide
Betrekkelijk voornaamwoord
De man,
die
daar loopt, is mijn vriend.
De man,
die
jij ziet, is mijn vriend.
Welk verschil tussen 1e en 2e 'die'?
Slide 5 - Slide
Betrekkelijk voornaamwoord
In de eerste zin: onderwerp
In de tweede zin: lijdend voorwerp
Maar: slaat in beide zinnen terug op de man (onderwerp)
Slide 6 - Slide
De man,
die
je ziet
Betrekkelijk voornaamwoord
: die
Verwijst naar?
Slide 7 - Slide
De man
, die je ziet
Betrekkelijk voornaamwoord
: die
De man:
antecedent
(belangrijke term!)
Slide 8 - Slide
Betrekkelijk voornaamwoord
De man,
die
daar loopt
, is mijn vriend
De man,
die
jij ziet
, is mijn vriend
Hoe noemen we het onderstreepte zinsdeel?
Slide 9 - Slide
Belangrijke termen
Betrekkelijk voornaamwoord
Antecedent
Betrekkelijke bijzin
Slide 10 - Slide
Het schilderij dat jij hebt opgehangen, hangt scheef.
Betr. Vnw.
Antecedent
Slide 11 - Drag question
Daar is het meisje van wie ik een mail kreeg.
Betr. Vnw.
Antecedent
Slide 12 - Drag question
Het eerste argument was onzinnig, maar het tweede dat ze gaf, zette ons aan het denken.
Betr. Vnw.
Antecedent
Slide 13 - Drag question
We zien bepaalde soldaten in die stad, met wie de onzen willen vechten.
Betr. Vnw.
Antecedent
Slide 14 - Drag question
LA: Andere naamval
Vir,
qui
venit, amicus est.
De man,
die
komt, is een vriend.
Vir
,
quem
vides, amicus est.
De man
,
die
je ziet, is een vriend.
Slide 15 - Slide
LA: gedeeltelijke congruentie
Puella
,
quae
venit, amica est.
Het meisje,
dat
komt, is een vriendin.
Puellae
,
quas
vides, amicae sunt.
De meisjes,
die
je ziet, zijn vriendinnen.
Slide 16 - Slide
Belangrijke regel
Vir, quem vides, amicus meus est.
Het antecedent en het betrekkelijk voornaamwoord komen altijd overeen in
geslacht en getal
, maar niet altijd in
naamval
.
Slide 17 - Slide
Qui, quae, quod
Zelfde vormen als
bijvoeglijk vragend
voornaamwoord
(zie HB p. 128)
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
dat ev
gen ev
dat mv
abl ev
nom mv
cui
cuius
quae
quibus
quo
Slide 20 - Drag question
Voorbeelden naamvallen
Vir,
cuius
canem vides, amicus est.
Slide 21 - Slide
Voorbeelden naamvallen
Vir,
cuius
canem vides, amicus est.
De man,
van wie/wiens
hond je ziet, is een vriend.
Slide 22 - Slide
Urbem, quam aedificamus, Romam vocamus.
A
De stad, waarin wij bouwen, noemen wij Rome.
B
De gebouwde stad noemen wij Rome.
C
De stad, die wij bouwen, noemen wij Rome.
D
Welke stad die gebouwd is noemen wij Rome?
Slide 23 - Quiz
Populus, cuius rex erat Romulus, Romae vivebat.
A
Romulus was koning van het volk dat in Rome leefde.
B
Het volk dat Romulus als koning had, leefde in Rome.
C
Het volk, waarvan Romulus koning was, leefde in Rome.
D
Welk volk had Romulus als koning en leefde in Rome?
Slide 24 - Quiz
Urbs, cui muros Romulus aedificabat, erat Rome.
A
De stad, waarvoor Romulus muren bouwde, was Rome.
B
De stad, waarvan Romulus de muren bouwde, was Rome.
C
Romulus bouwde muren voor de stad, die Rome was.
D
De stad, die met muren door Romulus was gebouwd, was Rome.
Slide 25 - Quiz
Maak oefenzinnen
Mandatum XIII
en
Mandatum XIV
(zinnen 1 t/m 3)
Slide 26 - Slide
More lessons like this
Les 24 - Betrekkelijk Voornaamwoord
February 2023
- Lesson with
26 slides
Latijn
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Les 24 - Betrekkelijk Voornaamwoord
April 2024
- Lesson with
45 slides
Latijn
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
31-03-2021 Betrekkelijk voornaamwoord
October 2022
- Lesson with
22 slides
Latijn
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
klas 2 Latijn start
September 2023
- Lesson with
20 slides
Latijn
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
31-03-2021 Betrekkelijk voornaamwoord
March 2021
- Lesson with
13 slides
Latijn
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Latijn: vragend en betrekkelijk voornaamwoord
November 2022
- Lesson with
31 slides
Latijn
Middelbare school
vwo
Leerjaar 6
Latijn: Betrekkelijk en vragend voornaamwoord
June 2022
- Lesson with
36 slides
Latijn
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
17/24-03-2021 Herhaling grammatica tot nu toe en verder
March 2021
- Lesson with
20 slides
Latijn
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2