Samenhang: signaalwoorden herkennen

Samenhang
Signaalwoorden en tekstverbanden herkennen
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Samenhang
Signaalwoorden en tekstverbanden herkennen

Slide 1 - Slide

Tekstverband
Signaalwoorden
Voorbeelden
Tijd
Daarna, later, sinds, tijdens, vervolgens, eerst, terwijl, etc.
Hij ving de bal, terwijl hij viel.
Opsomming
Bovendien, daarnaast, en, ook, ten eerste..., tevens, etc.
We gaan timmeren vandaag. Ook gaan we zagen.
Argumentatie
Daarom, omdat, want, namelijk, aangezien,etc.
Ik ben ziek, want ik heb koorts.
Voorbeeld / Toelichting
Bijvoorbeeld, zo, zoals, onder andere, etc.
Ik hou van Italiaans eten, zoals pizza en pasta.

Slide 2 - Slide

Noem het tekstverband.

Op het rooster staan vandaag handel en rekenen. Verder hebben we Nederlands en LB.
A
Tijd
B
Opsomming
C
Argumentatie
D
Voorbeeld/toelichting

Slide 3 - Quiz

Noem het tekstverband.

Nog voordat Jaap was uitgesproken gooide Sofie hem een glas water in het gezicht.
A
Tijd
B
Opsomming
C
Argumentatie
D
Voorbeeld/toelichting

Slide 4 - Quiz

Noem het tekstverband.

Ik hou van FPS-games, zoals Call of Duty.
A
Tijd
B
Opsomming
C
Argumentatie
D
Voorbeeld/toelichting

Slide 5 - Quiz

Ik vind dat je beter met de fiets kunt komen want het feest wordt heel gezellig.
A
Tijd
B
Argumentatie
C
Voorbeeld

Slide 6 - Quiz

Signaalwoorden
Afgelopen weekend was weer een gezellig en fijn weekend. Ten eerste heb ik  lekker uitgeslapen en daarna uitgebreid ontbeten. Ten tweede ben ik een eind gaan wandelen en vervolgens heb ik de gang geschilderd. Tenslotte hebben we pizza besteld en een leuke film gekeken.

Slide 7 - Slide

Je hebt net de tekst gelezen, welke signaalwoorden heb je gezien?

Slide 8 - Open question

Noem het tekstverband.

Natalie gaat lopend naar school, want haar band is lek.
A
Tijd
B
Opsomming
C
Argumentatie
D
Voorbeeld/toelichting

Slide 9 - Quiz

In het weekend maak ik nooit huiswerk. Ik doe dan alleen leuke dingen, zoals afspreken met vrienden en gamen.
A
Tijd
B
Opsomming
C
Argumentatie
D
Voorbeeld/toelichting

Slide 10 - Quiz

Ik ga vandaag eerst naar school. Daarna ga ik sporten.

A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Tijd
D
Conclusie

Slide 11 - Quiz

Mijn vader houdt niet van winkelen, maar mijn moeder vindt het heel erg leuk.
A
Conclusie
B
Voorbeeld
C
Tegenstelling
D
Oorzaak en gevolg

Slide 12 - Quiz

Kortom, we winnen deze wedstrijd wel.
A
Tegenstelling
B
Tijd
C
Conclusie
D
Voorbeeld

Slide 13 - Quiz

Wat is de functie van 'daardoor' ?
Het heeft gesneeuwd, daardoor rijden er geen treinen.
A
oorzaak-gevolg
B
doel-middel
C
tegenstelling
D
conclusie

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Waarom?
Micro -macro-mega
voordelen - nadelen

Slide 18 - Slide

En nu aan het werk!

Slide 19 - Slide

♦ Bouwstenen 3F– hoofdstuk 4
4.2 Lezen:
Maken opdracht 12 t/m 21

Slide 20 - Slide