week 49/50




Vandaag:
- we bekijken hoe we werken met het boek
- we bekijken de taak
- instructie Lees- en luisterstrategieën
- opdrachten 1 en 2 doen we klassikaal
- opdrachten 4 en 5 maak je zelfstandig
- evaluatie





Je legt klaar:
- iPad in de aanslag (dicht)
- agenda
- 2 A4 schriften
- pen
Week 49/50

timer
1:30
Aan het einde van deze week kan jij:
- hoofdletters, leestekens, bijvoeglijke naamwoorden, meervouden en verkleinwoorden correct spellen
- het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst bepalen
Klaar?
- lezen
- boekverslag
Vandaag:
- zelfstandig werken
Je legt klaar:
- iPad
- Nieuw Nederlands
- werkschrift
- etui
hulp? check het eerst bij een groepsgenoot!
Oefentoets + trainen

1 / 53
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 53 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson




Vandaag:
- we bekijken hoe we werken met het boek
- we bekijken de taak
- instructie Lees- en luisterstrategieën
- opdrachten 1 en 2 doen we klassikaal
- opdrachten 4 en 5 maak je zelfstandig
- evaluatie





Je legt klaar:
- iPad in de aanslag (dicht)
- agenda
- 2 A4 schriften
- pen
Week 49/50

timer
1:30
Aan het einde van deze week kan jij:
- hoofdletters, leestekens, bijvoeglijke naamwoorden, meervouden en verkleinwoorden correct spellen
- het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst bepalen
Klaar?
- lezen
- boekverslag
Vandaag:
- zelfstandig werken
Je legt klaar:
- iPad
- Nieuw Nederlands
- werkschrift
- etui
hulp? check het eerst bij een groepsgenoot!
Oefentoets + trainen

Slide 1 - Slide


Koen: §7, §8                       Robin: §8
Valente: §8                                               










Vandaag:
- we bekijken hoe we werken met het boek
- we bekijken de taak
- instructie Lees- en luisterstrategieën
- opdrachten 1 en 2 doen we klassikaal
- opdrachten 4 en 5 maak je zelfstandig
- evaluatie





Je legt klaar:
- iPad in de aanslag (dicht)
- agenda
- 2 A4 schriften
- pen
Leerdoelen
Meer dan lezen §2




Spelling §1 - §5


Slide 2 - Slide


Koen: §7, §8                       Robin: §8
Valente: §8                                               










Vandaag:
- we bekijken hoe we werken met het boek
- we bekijken de taak
- instructie Lees- en luisterstrategieën
- opdrachten 1 en 2 doen we klassikaal
- opdrachten 4 en 5 maak je zelfstandig
- evaluatie





Je legt klaar:
- iPad in de aanslag (dicht)
- agenda
- 2 A4 schriften
- pen
Toetsstof

Lezen: 1/3 punten op de toets
Meer dan lezen §2 - Onderwerp en hoofdgedachte + woordenlijst


Spelling: 2/3 punten op de toets
Spelling §1 - Hoofdletters en leestekens 
Spelling §2 - Bijvoeglijke naamwoorden
Spelling §3 - Meervouden
Spelling §4 - Verkleinwoorden
Spelling §5 - Spellingsalarm

Slide 3 - Slide


Koen: §7, §8                       Robin: §8
Valente: §8                                               










Vandaag:
- we bekijken hoe we werken met het boek
- we bekijken de taak
- instructie Lees- en luisterstrategieën
- opdrachten 1 en 2 doen we klassikaal
- opdrachten 4 en 5 maak je zelfstandig
- evaluatie





Je legt klaar:
- iPad in de aanslag (dicht)
- agenda
- 2 A4 schriften
- pen
Toetsvoorbereiding

1. Taakwerk afmaken en nakijken
2. Woordenlijst leren
3. Oefentoetsen maken (taak van It's Learning)
4. Trainen voor de onderdelen die je moeilijk vindt (NN online)

Slide 4 - Slide


Koen: §7, §8                       Robin: §8
Valente: §8                                               










Vandaag:
- we bekijken hoe we werken met het boek
- we bekijken de taak
- instructie Lees- en luisterstrategieën
- opdrachten 1 en 2 doen we klassikaal
- opdrachten 4 en 5 maak je zelfstandig
- evaluatie





Je legt klaar:
- iPad in de aanslag (dicht)
- agenda
- 2 A4 schriften
- pen
Taakwerk:

havo
Meer dan lezen §2: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8
Spelling §1: 1, 2, 3, 4, 5
Spelling §2: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7
Spelling §3: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9
Spelling §4: 1, 2, 3
+ nakijken!

Toetsvoorbereiding
Spelling §5: 1, 3, 5, 7, 8, 10, 12, 13
Spelling §6: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 8
Oefentoets + trainen


vwo
Meer dan lezen §2: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8
Spelling §1: 1, 2, 3, 4, 5
Spelling §2: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7
Spelling §3: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9
Spelling §4: 1, 2, 3
+ nakijken!

Toetsvoorbereiding
Spelling §5: 1, 3, 5, 7, 8, 10, 12, 13
Spelling §6: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 8
Oefentoets + trainen


Slide 5 - Slide


Koen: §7, §8                       Robin: §8
Valente: §8                                               







§1 Hoofdletters
- Bij namen:
Pia van der Molen, P. van der Molen, mevrouw Van der Molen, Tom 't Hart
- Bij merken en namen van bedrijven:
Nike, Bakker Bart, Jumbo, Pompstee
- Aardrijkskundige namen en woorden die daarvan zijn afgeleid:
België, Grieks, Limburgse, Noord-Hollandse, Kerkstraat, Noordenveld, Rijn, Middellandse Zee, Pyreneeën

NIET bij: maanden, seizoenen, windstreken

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Plaats hoofdletters:
meneer van 't hek gaat in de zomer graag uit eten in het alkmaarse restaurant de lindentuin aan de westerweg.

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

§1 Punt
- Aan het einde van een zelfstandige, mededelende zin.
Tim zit op balletles. Hij vindt de lessen heel leuk.

- Afkortingen die als heel woord worden uitgesproken (blz., etc., drs.).
(Dus NIET: vwo, wc). Als dit aan het einde van de zin is, hoef je maar één punt te gebruiken.
Op blz. 8 vind je de uitleg over het spellen van werkwoorden etc.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

§1 Uitroepteken en vraagteken
Uitroepteken
- Aan het einde van een zelfstandige zin die je uitroept.
Dat heb ik nooit geweten!

Vraagteken
- Aan het einde van een zelfstandige, vragende zin.
Mag ik jouw werk eens zien?

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

§1 Komma
Wanneer je twee zinnen samenvoegt tot een nieuwe (langere) in. De komma staat dan:
- Tussen twee persoonsvormen.
Als het hard regent, moet je een regenpak aan.
- Voor voegwoorden zoals: maar, omdat, terwijl, want, etc. (meestal NIET na 'en' en 'of').
Lotte miste de trein, doordat ze te laat opstond.
- tussen delen van een opsomming (en dan niet bij 'en' en 'of').
We gaan op vakantie naar Frankrijk, Italië en Kroatië.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Plaats hoofdletters en leestekens:
morgen moet paul de toets van engels inhalen zou meneer de vries daarbij kunnen assisteren

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

Plaats hoofdletters en leestekens:
in de efteling vind je langnek maar ook figuren zoals assepoester holle bolle gijs en pardoes

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

Plaats hoofdletters en leestekens:
ik zou willen dat we meer vakantie hadden klaagde de leerling

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

§2 Bijvoeglijke naamwoorden
De meeste bijvoeglijke naamwoorden hebben een lange vorm en een korte vorm (met een 'e'): lekker - lekkere; zwak - zwakke; hoog - hoge.

Zo maak je de lange vorm:
1. Zet een 'e' achter het woord.
2. Indien nodig voor de uitspraak verdubbel je de laatste medeklinker
3. Indien niet nodig voor de uitspraak, haal een dubbele klinker weg.
4. Verander een 'f' in een 'v' en een 's' in een 'z'

Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden: zeggen van welk materiaal iets is gemaakt. Hebben vaak vaak één vorm. Eindigen vaak op en (stenen, betonnen, katoenen), maar niet altijd (plastic, nylon)!

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Plaats hoofdletters en leestekens:
Het tuinhuis heeft een ... (hout) muur, ... (graniet) vloer, ... (glas) ramen en ... (katoen) gordijnen.

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

§3 Meervouden
Meervoud op -en: plaats -en achter het woord. Soms moet je:
- De laatste letter verdubbelen: mug - muggen
- Een klinker weglaten: snaar - snaren
- Een f veranderen in een v: verblijf - verblijven
- Een s veranderen in een z: luis- luizen

Meervoud op -s of -'s
- -s bij woorden die eindigen op een medeklinker of een e/é: paté - patés
- -'s bij woorden die eindigen op een a, i, o, u of y: ski - ski's
- -'s bij afkortingen: wc's

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

§3 Meervouden
Meervoud op -ën
- Als het woord eindigt op -ee, maak je het meervoud met +s of met +ën:
chimpansee - chimpansees; zee - zeeën

- Als het woord eindigt op -ie, zijn er twee opties:
1. De klemtoon valt op de laatste ie: +ën. melodie - melodieën
2. De klemtoon valt niet op de laatste lettergreep: 
+s: revolutie - revoluties
+n met een trema op de laatste e: porie - poriën

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

één druif - twee _______

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

één slee - twee _______

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

één map - twee _______

Slide 20 - Open question

This item has no instructions

één potlood - twee _______

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

één bacterie - twee _______

Slide 22 - Open question

This item has no instructions

één kies - twee _______

Slide 23 - Open question

This item has no instructions

één dj - twee _______

Slide 24 - Open question

This item has no instructions

één reis - twee _______

Slide 25 - Open question

This item has no instructions

één idee - twee _______

Slide 26 - Open question

This item has no instructions

één kloffie - twee _______

Slide 27 - Open question

This item has no instructions

één pyjama - twee _______

Slide 28 - Open question

This item has no instructions

§4 Verkleinwoorden
Je maakt een verkleinwoord door -je, -pje, -tje of -etje erachter te zetten.
Let op!
- Soms moet je een medeklinker verdubbelen: gum - gummetje
- Sommige woorden op -ng maak je het verkleinwoord met -etje: kringetje
- Bij sommige woorden op -ng, verandert de 'g' in een 'k': paling - palinkje 
- Bij woorden die eindigen op a, é, o en u wordt de klinker verdubbeld: coupé - coupeetje
- Bij woorden die eindigen op i, verandert de 'i' in 'ie': kiwi - kiwietje
- Bij woorden met een medeklinker + y gebruik je een apostrof: party - party'tje
- Bij woorden met een klinker + y komt er geen apostrof: smiley - smileytje
- Bij afkortingen komt een apostrof: pc - pc'tje
- Korte klanken worden soms lang: gat - gaatje

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

een kleine _______ (buggy)

Slide 30 - Open question

This item has no instructions

een klein _______ (boerin)

Slide 31 - Open question

This item has no instructions

een klein _______ (menu)

Slide 32 - Open question

This item has no instructions

een klein _______ (kiwi)

Slide 33 - Open question

This item has no instructions

een klein _______ (cowboy)

Slide 34 - Open question

This item has no instructions

een klein _______ (pc)

Slide 35 - Open question

This item has no instructions

een klein _______ (pudding)

Slide 36 - Open question

This item has no instructions

een klein _______ (tenue)

Slide 37 - Open question

This item has no instructions

§5 Spellingsalarm
Er zijn verschillende letters die samen dezelfde klank maken, bijvoorbeeld:
- g-klank: g - gg - ch
- au-klank: au - ou
- k-klank: c - cc - ck - k -kk

Door veel te lezen, te schrijven en te oefenen leer je hoe je ieder woord schrijft. Hier zijn geen regels voor die je kan hanteren.

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Terwijl we r__wen om de overleden buurvrouw, eten we r__we groenten.

Slide 39 - Open question

This item has no instructions

Voor deze e__otische ziekte bestaat een va__in

Slide 40 - Open question

This item has no instructions

De a__resieve na__tegaal keek ons arro__ant aan.

Slide 41 - Open question

This item has no instructions

Meer dan lezen §2 
onderwerp en hoofdgedachte

Onderwerp: in één woord of een paar woorden waar de tekst over gaat, bijvoorbeeld: goochelen of gezonde snacks. Je leest de tekst oriënterend om het onderwerp te vinden. Stel de vraag: waar gaat deze tekst over?

Hoofdgedachte: het belangrijkste uit de tekst in één volledige zin samengevat. Dit kan nooit een vraag zijn! Je leest de tekst precies om de hoofdgedachte te vinden. Stel de vraag: wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp gezegd wordt?

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Onderwerp?

Slide 43 - Open question

This item has no instructions

Hoofdgedachte?
A
Tijdens de Eerste Wereldoorlog vielen de Duitse troepen België en Frankrijk binnen.
B
Duitsland probeerde in de vorige eeuw landen te veroveren om het eigen gebied uit te breiden.
C
Duitsland viel Nederland niet binnen tijdens de Eerste Wereldoorlog, maar wel tijdens de Tweede Wereldoorlog
D
Nederland is in de Tweede Wereldoorlog vijf jaar bezet geweest.

Slide 44 - Quiz

This item has no instructions

Onderwerp?

Slide 45 - Open question

This item has no instructions

Hoofdgedachte?
A
Waarom wordt Nederland door buitenlanders vaak Holland genoemd?
B
Nederland wordt in het Engels ‘The Netherlands’ én ‘Holland’ genoemd, wat een erfenis is van de vroegere handel vanuit de provincie Holland.
C
De correcte Engelse vertaling van Nederland is The Netherlands en je mag zelf weten of je 'the' met hoofdletter schrijft.
D
Nederlanders gebruiken de benamingen 'Nederland' en 'Holland' allebei.

Slide 46 - Quiz

This item has no instructions

Onderwerp?

Slide 47 - Open question

This item has no instructions

Hoofdgedachte?
A
Hoe zorgde het schip ervoor dat de dijken niet doorbraken?
B
Nederland heeft sinds het 'Wonder van Colijnsplaat' de dijken verbeterd, om te voorkomen dat de dijken nogmaals doorbreken.
C
Het dorp Colijnsplaat is in 1953 bijna weggespoeld doordat de dijken braken bij een stormvloed.
D
In 1953 vond het ‘Wonder van Colijnsplaat’ plaats toen een schip een gat in de dijk stopte en het dorp behouden bleef.

Slide 48 - Quiz

This item has no instructions

Meer dan lezen §2 - Woordenschat
De woordenlijst staat in je schrift, in de weektaak en in de agenda van It's Learning bij de toets. Je moet deze woorden in een zin kunnen plaatsen, en kunnen bepalen of een woord goed in een zin past.

Slide 49 - Slide

This item has no instructions


Slide 50 - Open question

This item has no instructions


Slide 51 - Open question

This item has no instructions

Slide 52 - Slide

This item has no instructions

Slide 53 - Slide

This item has no instructions