Proeftoets

• Biologie
• MBO
• Studiejaar 1

Vetten zijn in het algemeen polair. Juist of onjuist?

1. Onjuist
2. Juist

Hoeveel vetzuurketens heeft een fosfolipide?

1. 0
2. 1
3. 2
4. 3

Wat is onjuist over glycerol?

1. Glycerol bevat drie C-atomen met OH-groepen hieraan gekoppeld gekoppeld
2. Glycerol komt van nature voor in wijn
3. Glycerol is sterk hydrofoob
4. Glycerol is een onderdeel van een triglyceride

Wat zijn mogelijke functies van triglyceriden? (meerdere antwoorden mogelijk)

1. Bouwsteen van celmembraan
2. Isolatiemateriaal
3. Werkzaam als cholesterol
4. Voedingsbron voor in vet oplosbare vitamines

Wat zijn de in vet oplosbare vitamines?

1. BCE
2. ABEC
3. B C
4. ADEK

Bij de fosfolipide is (vergeleken met een triglyceride) één vetzuurketen vervangen door een andere groep. Wat voor groep?

1. Fosfaat
2. Fosfor
3. Ribose
4. Glycerol

Wat is het hydrofiele gedeelte van een fosfolipide?

1. Twee vetzuurstaarten
2. Glycerol + fosfaatgroep
3. Vetzuurstaarten + fosfaatgroep
4. Glycerol + vetzuurstaarten

Cholesterol bepaalt de mate vloeibaarheid van de membraan. Juist of onjuist?

1. Juist
2. Onjuist

Wat behoort tot de steroïdhormonen? (meerdere antwoorden mogelijk)

1. Cholesterol
2. Geslachtshormonen
3. Cortisol
4. Galzuren

Wat is niet juist over anabole steroïden

1. Is een synthetisch steroïde
2. Is afgeleid van testosteron
3. Vergroten de spiermassa
4. Bevatten een vetzuurstaart

De celmembraan bestaat uit een dubbele triglyceride laag. Juist of onjuist?

1. Juist
2. Onjuist

Prokarytische cellen bevatten cholesterol. Juist of onjuist?

1. Juist
2. Onjuist

Wat is een glycocalix?

1. Binding van koolhydraten met lipiden en eiwitten in een celmembraan
2. Cholesterol in een celmembraan
3. Een celorganel in het cytoplasma
4. Een ander woord voor permease of carrier

Wat is de functie van een glycocalix?

1. Speelt een rol bij de energieopslag
2. Speelt een rol bij de afweer als merkteken
3. Zorgt voor de duplicatie van DNA
4. Speelt een rol als hormoon

Wat is de samenstelling van lipiden en eiwitten in membranen?

1. Varieert van 80% lipide tot 80% eiwit
2. Meestal rond de 90% lipide
3. Meestal rond de 90% eiwit
4. 50% lipide en 50% eiwit

Wat is juist over transvetten?

1. Ze zijn gezond
2. Ze bevinden zich in bv. koekjes en chips
3. De vetzuurstaarten hebben geen knikje
4. Ze bevatten alleen enkele bindingen

In welke toestand bewegen deeltjes het meest?

1. Vaste
2. Vloeibare
3. Gas

Bij Brownse bewegingen trillen kleine deeltjes willekeurig door elkaar. Juist of onjuist?

1. Juist
2. Onjuist

Welke bewering over diffusie is juist?

1. Bij diffusie bewegen deeltjes van een lage naar een hoge concentratie
2. Bij diffusie bewegen deeltjes van een hoge naar een lage concentratie
3. Diffusie kost energie
4. Diffusie verloopt het snelst bij een grote afstand

Welke factoren verhogen de diffusie? (meerdere antwoorden mogelijk)

1. Klein diffusieoppervlak
2. Groot concentratieverschil
3. Grote molecuulmassa
4. Hoge temperatuur

Hoe wordt het verplaatsen van water van een lage naar een hoge concentratie genoemd?

1. Osmose
2. Diffusie
3. Actief transport

Wat betekent semi-permeabel?

1. Doorlaatbaar bij hoge temperatuur
2. Doorlaatbaar voor gassen
3. Doorlaatbaar voor water

In welke oplossing is de concentratie deeltjes het grootste ten opzichte van de daarin opgeloste bloedcellen?

1. Isotonische oplossing
2. Hypotone oplossing
3. Hypertone oplossing

Bij osmose verplaatst water zich van een hypotonische naar een hypertonische oplossing. Juist of onjuist?

1. Juist
2. Onjuist

Waarom heeft een NaCl een grotere osmotische waarde dan glucose?

1. NaCl heeft een lagere molecuulmassa
2. NaCl heeft een hogere molecuulmassa
3. NaCl splitst zich in twee ionen
4. NaCl is isotoon, glucose is hypotoon

Wat heeft de laagste osmotische waarde?

1. NaCl
2. Glucose
3. MgSo4
4. Testosteron

Welke proces zie je hiernaast?

1. Plasmolyse
2. Turgor
3. Krimp van de cel
4. Grensplasmolyse

Hoe heet het proces dat hiernaast te zien is?

1. Grensplasmolyse
2. Plasmolyse
3. Hemolyse
4. Isotonie

In welke soort oplossing bevindt zich de cel die hiernaast te zien is?

1. een isotone oplossing
2. een hypertone oplossing
3. een hypotone oplossing

Wanneer treedt turgor op?

1. Bij een rode bloedcel in een hypotonische oplossing
2. Bij een plantencel in een hypotonische oplossing
3. Bij een rode bloedcel in een hypertonisch oplossing
4. Bij een plantencel in een hypertonische oplossing

Transport van stoffen door een permeasen is altijd actief transport. Juist of onjuist?

1. Juist
2. Onjuist

Bij actief transport worden stoffen getransporteerd tegen het concentratieverval in. Juist of onjuist?

1. Juist
2. Onjuist

De natrium/kaliumpomp is een voorbeeld van passief transport

1. Juist
2. Onjuist

Hoe wordt het verplaatsen van grote moleculen naar de extracellulaire ruimte genoemd?

1. Endocytose
2. Pinocytose
3. Exocytose
4. Fagocytose

Het opnemen van kliervocht in de cel is een voorbeeld van.....

1. Pinocytose
2. Fagocytose
3. Exocytose
4. Osmose

Wat is een ander woord voor anabolisme?

1. Assimilatie
2. Dissimilatie
3. Celademhaling
4. Katabolisme

Anabolisme

Katabolisme

Levert energie

Kost energie

Dissimilatie

Assimilatie

Fermentatie

Wat is een vorm van kinetische energie?

1. Water in een stuwmeer
2. Glucose
3. Kind bovenop glijbaan
4. Licht

Hoe wordt de energie genoemd die zit opgeslagen in bv. glucose?

1. Potentiele energie
2. Chemische energie
3. Kinetische energie
4. Vrije energie

Waaruit is ADP opgebouwd?

1. Adenosine en drie fosfaatgroepen
2. Adenosine en drie fosforgroepen
3. Adenosine en twee fosfaatgroepen
4. Albumine en twee fosfaatgroepen

Welke stof bevat de meeste (potentiële) energie?

1. ATP
2. ADP
3. AMP

Welke brutoreatievergelijking van de verbranding van glucose is juist?

1. C6H12O6 + 6O2 --> 6CO2 + 6H2O + 2 ATP + warmte
2. C6H12O6 + 6CO2 --> 6O2 + 6H2O + 36 ATP + warmte
3. C6H12O6 + 6O2 --> 6CO2 + 6H2O + 36 ATP + warmte
4. C6H12O6 + 6O2 + 36 ATP --> 6CO2 + 6H2O + 36 warmte

De verbranding van glucose bij aanwezig van zuurstof is een voorbeeld van.....

1. anaerobe dissimilatie
2. aerobe dissimilatie
3. anaerobe assimilatie
4. aerobe assimilatie

Hoe wordt de eerste stap in de celademhaling genoemd?

1. Elektronentransportketen
2. Citroenzuurcyclus
3. Fermentatie
4. Glycolyse

In welk celorganel worden de meeste ATP moleculen gegenereerd tijdens de celademhaling?

1. Cytoplasma
2. Golgi apparaat
3. Mitochondriën
4. Celkern

Wat is juist over fermentatie?

1. Bij fermentatie ontstaat er 4 ATP in elke cyclus
2. Bij fermentatie vindt alleen de citroenzuurcyclus plaats
3. Fermentatie is een voorbeeld van aerobe dissimilatie
4. Fermentatie is verbranding zonder aanwezigheid van zuurstof