De stijlperiode Barok vond plaats in welke periode:
A
1500-1600
B
1620-1750
C
1700-1825
D
1800-1900
1 / 25
next
Slide 1: Quiz
MuziekMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4
This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
De stijlperiode Barok vond plaats in welke periode:
A
1500-1600
B
1620-1750
C
1700-1825
D
1800-1900
Slide 1 - Quiz
Het woord 'barok' betekent letterlijk:
A
afwisselend
B
hooggeplaatst
C
Bach Rocks
D
grillig
Slide 2 - Quiz
Het meest gebruikte toetsinstrument in de barok was:
A
klavecimbel
B
kerkorgel
C
piano
D
fortepiano
Slide 3 - Quiz
Noem een aantal typische barokinstrumenten
Slide 4 - Mind map
Sleep de tempo's naar de juiste aanduidingen
Allegro
Largo
Presto
Adagio
Zeer snel
Zeer langzaam
Langzaam
Snel
Slide 5 - Drag question
Een versiering van een toon (snel afwisselen met de naastgelegen toon) noemt men meestal:
Slide 6 - Open question
De blokfluit (bovenstem) heeft in de één na laatste maat een gedeelte waarin hij zonder begeleiding een opvulling speelt. Hoe noemt men zo'n gedeelte?
Slide 7 - Slide
Hoe noemt men zo'n gedeelte?
Slide 8 - Open question
In de tweede maat zie je een motief dat herhaald wordt
maar steeds een toon hoger.
Slide 9 - Slide
Hoe noemt men dit melodische verschijnsel?
Slide 10 - Open question
Slepen maar!
Menuet
Mars
Sarabande
tweedelig
driedelig, vlot
driedelig, langzaam
Slide 11 - Drag question
Hoe noem je het ritmische verschijnsel waarbij in een driedelige maatsoort, het klinkt alsof het tweedelig is (bijv. door overbindingen)
Slide 12 - Open question
Wat is de toonsoort? (kies op volgende dia)
Slide 13 - Slide
Wat is de toonsoort?
A
d klein
B
F groot
C
f klein
D
Bes groot
Slide 14 - Quiz
Bekijk dit bestand en beantwoord de volgende twee vragen (op de volgende dia's): - Wat is de toonsoort (volgende dia) - Wat voor compositie is het (dia daarna)
Slide 15 - Slide
Wat is de toonsoort?
Slide 16 - Open question
Hoe heet deze compositievorm?
A
Sarabande
B
Menuet
C
Aria
D
Fuga
Slide 17 - Quiz
Noem de paralleltoonsoort van g klein
Slide 18 - Open question
Noem de paralleltoonsoort van A groot
Slide 19 - Open question
Welke toonsoort zie je hier?
Slide 20 - Open question
Welke toonsoort zie je hier?
Slide 21 - Open question
Welke toonsoort zie je hier?
Slide 22 - Open question
Als hier de toonsoort c klein staat, welke voortekens moeten er dan worden gebruikt?
Slide 23 - Open question
De akkoorden die worden gebouwd op de tonen van een toonladder worden toontrappen genoemd. Hoe noem je de eerste toontrap (I)?
Slide 24 - Open question
De vierde toontrap (IV) wordt subdominant genoemd. Hoe noem je de vijfde toontrap (V)?