T5 BS2

T5 BS2
1 / 13
next
Slide 1: Slide
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

T5 BS2

Slide 1 - Slide

Spoorboekje
- Uitleg T5 basisstof 2
- Opdrachten T5 basisstof 2 maken
- Test jezelf T5 basisstof 2 maken (groene score = af)

Regels:
- Jassen zitten in de lockers.
- Telefoons zijn niet hoorbaar en niet zichtbaar in het lokaal.

Slide 2 - Slide

T5 BS2
Leerdoel:
5.2.3 Je kunt benoemen dat elk van de ouders 50% van de chromosomen levert.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Chromosomen
 Elke cel van een mens heeft 46 chromosomen.

Je zag dat er telkens twee chromosomen bij elkaar liggen. Deze twee chromosomen zijn aan elkaar gelijk. Ze horen bij elkaar. Dat noem je een chromosomenpaar. Chromosomen komen dus in paren voor. Eén paar chromosomen bestaat uit twee gelijke chromosomen. Een mens heeft 23 chromosomenparen in een celkern.

Aantal chromosomen = 46
Aantal chromosomenparen = 23

Slide 5 - Slide

Gen
Ieder mens heeft duizenden erfelijke eigenschappen. De chromosomen van elke cel bevatten de informatie voor al deze erfelijke eigenschappen. Een cel van je lichaam heeft 46 chromosomen. Eén chromosoom bevat dus informatie voor veel verschillende eigenschappen.
 

Een gen is een deel van een chromosoom met de informatie voor een erfelijke eigenschap. Alle genen in een celkern vormen samen het genotype van een organisme.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Genenpaar
 Je zag dat er telkens twee chromosomen aan elkaar gelijk zijn. Ze vormen een chromosomenpaar. Daardoor komen ook de genen in paren voor: de genenparen.
 
De twee chromosomen van een paar bestaan uit dezelfde genen. Ze bevatten informatie voor dezelfde erfelijke eigenschappen. Voor elke eigenschap komen steeds twee dezelfde genen voor. Bijvoorbeeld twee genen voor de oogkleur vormen samen een genenpaar. De oogkleur wordt net als veel andere eigenschappen bepaald door meerdere genen. Samen bepalen deze genen welke oogkleur je hebt.

Slide 8 - Slide

Chromosomen in geslachtscellen
Eicellen en zaadcellen zijn geslachtscellen. In de kernen van geslachtscellen komen de chromosomen niet in paren voor, maar enkelvoudig. In een geslachtscel zit van elk chromosomenpaar één chromosoom. Een geslachtscel van een mens bevat dus 23 chromosomen

Een lichaamscel = 46 chromosomen --> 23 paren
Een geslachtscel = 23 chromosomen --> geen paren

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Chromosomen in geslachtscellen
De kern van de zaadcel bevat 23 chromosomen van de vader. De kern van de eicel bevat 23 chromosomen van de moeder. De kern van de bevruchte eicel bevat 46 chromosomen. 

Van elk chromosomenpaar is één chromosoom afkomstig van de vader en één van de moeder.

Slide 11 - Slide

Celdeling
Alle cellen van je lichaam zijn ontstaan uit één enkele bevruchte eicel. In de baarmoeder groeit de bevruchte eicel uit tot een kind. Tijdens deze groei worden miljoenen nieuwe lichaamscellen gemaakt. De vorming van nieuwe cellen vindt plaats door celdeling. Hierbij ontstaan uit een moedercel twee dochtercellen.


De chromosomen in één celkern bevatten alle informatie voor alle erfelijke eigenschappen. Bij elke celdeling worden de chromosomen gekopieerd. Elke nieuwe cel krijgt dus dezelfde chromosomen. Daardoor bevat elke lichaamscel dezelfde erfelijke informatie.

Slide 12 - Slide

Aan de slag
Lees de lesstof van T5 basisstof 1 en 2 (5.1 en 5.2)

Maak de opdrachten van T5 basistof 1 en 2 (5.1 en 5.2)

Maak de test jezelf van T5 basisstof 1 en 2 (5.1 en 5.2), groen = af. 

Slide 13 - Slide