§5.4 - Planten leggen energie vast

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
5.4 Planten leggen energie vast
deel 1
1 / 33
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 33 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
5.4 Planten leggen energie vast
deel 1

Slide 1 - Slide

Doel 5.4 deel 1
Je leert welke stoffen planten maken bij de fotosynthese
Je leert dat een plant geen suikerklontje is
Je leert hoe het blad is opgebouwd
Je leert welke factoren het fotosyntheseproces beïnvloeden

Slide 2 - Slide

(ATP)

Slide 3 - Slide

Autotroof
Planten zijn autotroof. Dat wil zeggen dat ze hun eigen energierijke stoffen kunnen maken

Dit kunnen ze doen mbv fotosynthese.

Fotosynthese is een vorm van assimilatie.

Slide 4 - Slide

Voortgezette assimilatie
Maar een plant is geen suikerklontje. Van glucose maakt de plant dus allerlei andere stoffen: andere koolhydraten, vetten, eiwitten, DNA enz.

Dit proces heet voortgezette assimilatie.

Slide 5 - Slide

(ATP)

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Fotosynthese
Gebeurt in de chloroplasten (bladgroenkorrels).
Groene delen van de plant (voornamelijk bladeren).

In de bladgroenkorrels zit de stof chlorofyl.
Kleurstof die zonlicht absorbeert.

Slide 8 - Slide

Plantencellen 
bladgroenkorrels/ chloroplasten: hier vindt fotosynthese plaats (aanmaak van glucose met water en CO2).
Groene plastide.

Slide 9 - Slide

Bouw van het blad

orgaan van een 
plant

speciaal voor foto-
synthese

Slide 10 - Slide

Palissadeparenchym
Sponsparenchym
Nerf/ houtvat
Huidmondje
Sluitcellen
Cuticula

Slide 11 - Slide

pallisade-
parenchym:
aaneengesloten
cellaag vol met 
bladgroenkorrels


Slide 12 - Slide

spons-
parenchym:
cellaag met
bladgroenkorrels
en intercellulaire
ruimtes 


Slide 13 - Slide

huidmondjes:
gaswisseling
(CO2 erin,
zuurstof eruit)


Slide 14 - Slide

sluitcellen:
sluiten bij warmte
voorkomen verlies
van water


Slide 15 - Slide

nerf:
bevat hout-
vaten die water aan-
voeren

Slide 16 - Slide

voor fotosynthese
is zonlicht, water
en CO2 nodig


Zonlicht
CO2
Water
Water

Slide 17 - Slide

cuticula:
waslaagje
beschermt tegen
ziekteverwekkers
en uitdroging

Slide 18 - Slide

Fotosynthese
Afhankelijk van omgevingsfactoren/abiotische factoren
  • licht (hoeveelheid en kleur)
  • warmte
  • CO2
  • water
  • grondstoffen (mineralen in de grond)

Slide 19 - Slide

Fotosynthese
Van elke abiotische factor is er een optimumwaarde.

Slide 20 - Slide

Beperkende factor
De abiotische factor waarvan de waarde het verst ligt van de optimumwaarde is de beperkende factor.
Verbeter je die factor dan gaat de fotosynthese snelheid omhoog.
Vaak: CO2 in de lucht.
In plantenkassen: extra CO2 toegevoegd.

Slide 21 - Slide

Doel 5.4 deel 1
Je hebt geleerd welke stoffen planten maken bij de fotosynthese
Je hebt geleerd dat een plant geen suikerklontje is
Je hebt geleerd hoe het blad is opgebouwd
Je hebt geleerd welke factoren het fotosyntheseproces beïnvloeden

Slide 22 - Slide

BINAS 5.4
BINAS 91A Doorsnede blad
BINAS 72 Chlorofyl



Slide 23 - Slide

Begrippen 5.4 deel 1
autotroof, anorganische stoffen, organische stof, fotosynthese, chloroplasten, glucose, (voortgezette) assimilatie, bouwstof, brandstof, cuticula, huidmondjes, gaswisseling, vedwamping, pallisade- en sponsparenchym, abiotische factoren, optimumwaarden, beperkende factor

Slide 24 - Slide

Doel 5.4 deel 2
Je leert hoe je fotosynthese kunt meten
Je leert hoe je dissimilatie kunt meten
Je leert hoe je de productie van een plant kunt bepalen
Je leert hoe je een grafiek kunt aflezen waarin de fotosynthese en dissimilatie zijn uitgezet

Slide 25 - Slide

Fotosynthese meten
Fotosynthese kunt je meten door de hoeveelheid gevormde suiker of zuurstof te meten of de hoeveelheid verbruikte CO2

Slide 26 - Slide

Fotosynthese meten
Dissimilatie kunt je meten door de hoeveelheid verbruikte suiker of zuurstof te meten of de hoeveelheid gevormde CO2
Dissimilatie

Slide 27 - Slide

(ATP)

Slide 28 - Slide

Brutoproductie
Brutoproductie (BP) is de hoeveelheid gevormde glucose uit fotosynthese door een plant.

De brutoproductie wordt gebruikt voor dissimilatie en voor voortgezette assimilatie.


Slide 29 - Slide

Nettoproductie 
Nettoproductie (NP) is de hoeveelheid gevormde glucose uit fotosynthese door een plant - de hoeveelheid verbruikte glucose voor dissimilatie

NP = BP - D

Nettoproductie betekent GROEI voor de plant


Slide 30 - Slide

Nettoproductie / Groei
Groei voor een plant is te meten door te wegen hoeveel gram plant erbij is gekomen zonder het water (droge stof)

Versgewicht: gewicht van plant
Drooggewicht: gewicht van plant zonder water (24 uur in droogstoof op 100 graden).


Slide 31 - Slide

Doel 5.4 deel 2
Je hebt geleerd hoe je fotosynthese kunt meten
Je hebt geleerd hoe je dissimilatie kunt meten
Je hebt geleerd hoe je de productie van een plant kunt bepalen
Je hebt geleerd hoe je een grafiek kunt aflezen waarin de fotosynthese en dissimilatie zijn uitgezet

Slide 32 - Slide

Begrippen 5.4 deel 2
brutoproductie, nettoproductie, voortgezette assimilatie, droge stof, versgewicht, drooggewicht

Slide 33 - Slide