1. het belang van woordbeelden (visueel denken - beelddenken)
2. persoonsvorm verleden tijd
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3
This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Vandaag
1. het belang van woordbeelden (visueel denken - beelddenken)
2. persoonsvorm verleden tijd
Slide 1 - Slide
Het belang van woordbeelden
Visueel ingestelde mensen herkennen woordbeelden.
Zij zien wanneer een woord correct of incorrect is geschreven.
Als je een (werk)woord opschrijft, heb je een beeld van het woord in je hoofd.
Klopt dit beeld? Dan sla je het beeld bewust op.
Klopt het beeld niet? Dan verwijder je dit beeld en vervang je het voor het nieuwe correcte woordbeeld.
Slide 2 - Slide
Woordpakketten opslaan
Woordpakket = een categorie woorden die schrijftechnisch op elkaar lijken
Geloven geloofde(n)
Beven beefde(n)
Zweven zweefde(n)
Erven erfde(n)
Durven durfde(n)
Beloven beloofde(n)
Weet je dat 'geloven' in de verleden tijd 'geloofde(n)' wordt?
Dan weet je ook dat 'beven', 'zweven', 'erven', 'durven', 'beloven' in de verleden tijd 'beefde(n)', 'zweefde(n)', 'kleefde(n)', 'erfde(n)', 'durfde(n)', worden.
Bij het woordpakket 'geloven' horen alle werkwoorden die in het midden een -v hebben.
Kom je een nieuw werkwoord tegen met in het midden een -v?
Dan herken je dit en voeg je dit automatisch toe aan het woordpakket/de categorie.
Slide 3 - Slide
Woordpakket of categorie z/s
Maak een woordpakket van de z/s-werkwoorden (reizen).
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Waarom is het belangrijk om te weten met welke werkwoordsvorm je te maken hebt in een zin?
timer
2:00
Slide 6 - Open question
timer
3:00
vorm: persoonsvorm tegenwoordige tijd
vorm: persoonsvorm verleden tijd zwakke werkwoorden
vorm: voltooid deelwoord
vorm: onvoltooid deelwoord
vorm: voltooid deelwoord als bijvnaamwoord
vorm: infinitief
vorm: persoonsvorm verleden tijd sterke werkwoorden
regel: lopen invullen
regel: 't ex-kofschip
regel: 't ex-kofschip
regel: deze ww moet je gewoon kennen
hele werkwoord + d
schrijf je zo kort mogelijk
regel: werkwoord hoort niet bij hebben, zijn of worden
Slide 7 - Drag question
Oefenen
Op de volgende slides volgt een aantal opdrachten, die bedoeld zijn om het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord te onderscheiden van de persoonsvorm verleden tijd.
Dus:
Je leert wat het verschil is tussen het vdw als bn en de pv vt.
Slide 8 - Slide
Kies de juiste vorm en leg uit De begeleide/begeleidde man was blij met Antons hulp.
Slide 9 - Open question
Kies de juiste vorm en leg uit
De verwoeste/verwoestte kerktoren wordt weer snel gerepareerd.
Slide 10 - Open question
Kies de juiste vorm en leg uit
De storm verwoestte/verwoeste onlangs de kerktoren.
Slide 11 - Open question
Kies het juiste antwoord
Het (verlichten) tuinpad
A
verlichten
B
verlichtte
C
verlichte
D
verlichtten
Slide 12 - Quiz
Vul de juiste vorm van de werkwoorden in
In de door de storm (vellen) boom staan de namen (kerven) van vele verliefden.
Slide 13 - Open question
skieden, taxieden, wifieden
Ik taxi / wifi / ski
hij taxiet / wifiet / skiet (ivm de uitspraak)
ik taxiede/ wifiede / skiede (ivm het achtervoegsel -de)
wij taxieden / wifieden / skieden (ivm het achtervoegsel -de)