4.2; De industriële samenleving

4.2; De industriële samenleving
1 / 45
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

4.2; De industriële samenleving

Slide 1 - Slide

Economische veranderingen
  • Door de industriële revolutie veranderde de economische situatie.
  • Van handelskapitalisme naar productiekapitalisme
  • Ondernemers wilden zo min mogelijk regels en wetgeving om de maximale winst te behalen.
  • Kapitalisme: Economisch systeem waarbij winst maken in combinatie met weinig wet- en regelgeving centraal staat.

Slide 2 - Slide

Programma van vandaag
  • Absenten / leerdoelen
  • Quiz over paragraaf 4.1
  • Leerstof behandelen
  • Kijkopdracht
  • Werken aan weektaak

Slide 3 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen hoe de werkomstandigheden van de arbeiders waren.
  • Je kunt uitleggen hoe de leefomstandigheden van de arbeiders waren.

Slide 4 - Slide

In welk land begon de Industriële revolutie?
A
Frankrijk
B
Engeland
C
Nederland
D
Duitsland

Slide 5 - Quiz

Welk begrip hoort bij deze betekenis:
Periode van grote en snelle verandering in West-Europa door de komst van industrie; deze periode duurde van 1760 tot 1850.
A
Industrialisatie
B
Kapitalisme
C
Industriële revolutie
D
Monarchie

Slide 6 - Quiz

Wat is industrialisatie?
A
Een periode van grote en snelle verandering door de komst van industrie.
B
De opkomst van productie in fabrieken.
C
Een speciale dans.
D
Mensen die tegen de opkomst van productie in fabrieken zijn.

Slide 7 - Quiz

Door welke uitvinding konden de mensen, rond 1740, sneller weven?
A
De uitvinding van de stoommachine
B
De uitvinding van de Spinning Jenny
C
De uitvinding van de schietspoel
D
De uitvinding van het weefgetouw

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Slide

In welke beroepen begon de Industriële revolutie?

A
Handel en Nijverheid
B
Handel en Landbouw
C
Landbouw en textiel
D
Textiel en handel

Slide 10 - Quiz

Door welke uitvinding konden de mensen, rond 1760 sneller spinnen?
A
De uitvinding van de stoommachine
B
De uitvinding van de Spinning Jenny
C
De uitvinding van de schietspoel
D
De uitvinding van het spinnewiel

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide

Noem drie oorzaken die de industrialisatie op gang hebben geholpen

Slide 13 - Open question

Noem drie gevolgen van de industrialisatie.

Slide 14 - Open question

Slechte Werkomstandigheden
(weinig regelgeving)

Slide 15 - Slide

Slechte Werkomstandigheden
(weinig regelgeving)

  • Ondernemers hielden de lonen zo laag mogelijk .
  • Lange werkdagen (6 dagen per week en geen vakanties).
  • De lucht in en rondom de fabrieken was erg slecht voor de gezondheid.
  • Het werk was over het algemeen zeer gevaarlijk.
  • Bij protest werd je direct ontslagen.

Slide 16 - Slide

Slechte Werkomstandigheden
(weinig regelgeving)

  • Ondernemers hielden de lonen zo laag mogelijk .
  • Lange werkdagen (6 dagen per week en geen vakanties).
  • De lucht in en rondom de fabrieken was erg slecht voor de gezondheid.
  • Het werk was over het algemeen zeer gevaarlijk.
  • Bij protest werd je direct ontslagen.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Slechte woonomstandigheden

Slide 19 - Slide

Slechte woonomstandigheden
  • Mensen woonden vlakbij de fabriek en dus ook dicht op elkaar.
  • Hele gezinnen leefden in één ruimte (slapen, eten, wassen).
  • Er was nog geen riolering: afval en uitwerpselen werden op straat of in het water gegooid.
  • Door ziektes werden de meeste mensen niet ouder dan 50 jaar. Gemiddelde leeftijd lag nog veel lager.

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Zelfstandig aan het werk
  • Weektaak: Paragraaf 4.2
  • Opdrachten 1 t/m 15
  • Bladzijde: 26 t/m 32
  • Uiterlijk maandag 22 mei af.

Slide 22 - Slide

4.2; De industriële samenleving

Slide 23 - Slide

Programma van vandaag
  • Absenten / leerdoelen
  • Terugblik: Kijkvragen vorige les bespreken
  • Schrijfopdracht
  • Werken aan weektaak

Slide 24 - Slide

Vorige les:
Bespreken kijkvragen

1. Noem twee belangrijke uitvindingen uit de 19e eeuw en leg uit hoe die de samenleving veranderen.
2. Waarom trekken in de 19e eeuw veel mensen naar de stad?

Slide 25 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen hoe de werkomstandigheden van de arbeiders waren.
  • Je kunt uitleggen hoe de leefomstandigheden van de arbeiders waren.

Slide 26 - Slide

Schrijfopdracht

Slide 27 - Slide

Schrijfopdracht
Stel: Je bent 13 - 14 jaar oud, alleen dan rond het jaar 1900. Je hebt de hele week gewerkt in de fabriek bij jou in de buurt. Je wil graag naar school, maar dit gaat niet omdat je familie het geld nodig heeft om rond te komen. 

Wat: Schrijf een brief ( ongeveer half a4) aan je beste vriend of vriendin over een dag in je leven als fabrieksarbeider. 
Hoe: Doe onderzoek naar een fabriek in Friesland, gebruik aantekeningen (werk- woonsituatie)
Hulp: Internet, aantekening, docent
Tijd: 30 minuten
Uitkomst: Je kunt uitleggen hoe de woon- en werkomstandigheden van een (kind)arbeider was.
Klaar: Zelfstandig aan het werk, nabespreken

Slide 28 - Slide

Zelfstandig aan het werk
  • Weektaak: Paragraaf 4.2
  • Opdrachten 1 t/m 15
  • Bladzijde: 26 t/m 32
  • Uiterlijk maandag 22 mei af.

Slide 29 - Slide

4.2; De industriële samenleving

Slide 30 - Slide

Programma van vandaag
  • Absenten / leerdoelen / vorige week
  • Lesstof behandelen
  • Schrijfopdracht bespreken
  • Werken aan weektaak

Slide 31 - Slide

Mijn reis naar Italië

Slide 32 - Slide

Arena van Verona

Slide 33 - Slide

Huiswerk voor vandaag; Vragenstencil

  • Bespreken vraag 7 & 8

Slide 34 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen wat een klassenmaatschappij is en hoe die verschilde van een standensamenleving.
  • Je kunt enkele belangrijke uitvindingen noemen die in de 19e eeuw werden gedaan.

Slide 35 - Slide

Klassenmaatschappij
  • Met de opkomst van de industrie veranderde de samenleving ook op drastische wijze.
  • Van standensamenleving naar een klassenmaatschappij.
  • Ondernemersklasse: Fabrikanten (in het bezit van kapitaal)
  • middenklasse: Kantoorpersoneel, winkeliers en leraren
  • arbeidersklasse: Grootste groep. Geen bezit, werkten in fabrieken en op het land

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Nieuwe uitvindingen

Slide 38 - Slide

Nieuwe uitvindingen
  • Tegen het einde van de 19e eeuw werden er steeds meer nieuwe uitvindingen gedaan als gevolg van welvaart
  • Communicatie: telegraaf, telefoon
  • Verwarming/verlichting: Gebruik van gas en van elektriciteit
  • Medisch: verdovingen, inentingen
  • Transport: de auto: door uitvinding verbrandingsmotor
  • Ondernemersklasse profiteerde hier het meeste van

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Video

Schrijfopdracht

Slide 42 - Slide

Schrijfopdracht
Stel: Je bent 13 - 14 jaar oud, alleen dan rond het jaar 1900. Je hebt de hele week gewerkt in de fabriek bij jou in de buurt. Je wil graag naar school, maar dit gaat niet omdat je familie het geld nodig heeft om rond te komen. 

Wat: Schrijf een brief ( ongeveer half a4) aan je beste vriend of vriendin over een dag in je leven als fabrieksarbeider. 
Hoe: Doe onderzoek naar een fabriek in Friesland, gebruik aantekeningen (werk- woonsituatie)
Hulp: Internet, aantekening, docent
Tijd: 30 minuten
Uitkomst: Je kunt uitleggen hoe de woon- en werkomstandigheden van een (kind)arbeider was.
Klaar: Zelfstandig aan het werk, nabespreken

Slide 43 - Slide

Schrijfopdracht:
Tips aan de hand van jullie werk

  • Lees de aantekeningen goed door
  • Schrijf in volledige zinnen
  • Probeer je in te leven in de situatie rond 1900
  • Doe zelf nog even onderzoek naar het leven in een fabriek rond 1900

Slide 44 - Slide

Zelfstandig aan het werk
  • Weektaak: Paragraaf 4.2
  • Opdrachten 1 t/m 15
  • Bladzijde: 26 t/m 32
  • Uiterlijk vrijdag 10 juni af.

Slide 45 - Slide