3V_H4_hh alle theorie

Theorie H4
- woordenschat
- grammatica (zinsdelen en woordsoorten)
- formuleren
- spelling
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Theorie H4
- woordenschat
- grammatica (zinsdelen en woordsoorten)
- formuleren
- spelling

Slide 1 - Slide

Lesdoelen: na deze les...
- Kun je een contaminatie, tautologie en pleonasme herkennen en benoemen
- Kun je congruentie en inversie herkennen en benoemen
- Weet je tot welke woordsoort je en het behoren
- Kun je incongruentie en onjuiste inversie herkennen en verbeteren
- Weet je hoe je afkortingen, letterwoorden, initiaalwoorden en symbolen moet schrijven
- Weet je hoe je werkwoorden moet spellen die hetzelfde klinken

Slide 2 - Slide

Planning deze les
- herhaling theorie woordenschat H4
- herhaling theorie grammatica H4
- herhaling theorie formuleren H4
- oefenen theorie grammatica + formuleren H4
- theorie spelling H4
- aan de slag met het huiswerk

Slide 3 - Slide

Woordenschat H4
Stijlfiguren

Slide 4 - Slide

Contaminatie
  • Twee woorden/uitdrukkingen worden gemengd.
  • uitprinten -->
  • overnieuw -->
  • nachecken -->
  • omhoog stijgen -->
  • zich irriteren aan -->
  • Oplossing: verwijder een van beide woorden/uitdrukkingen

Slide 5 - Slide

Pleonasme
  • Een deel van de betekenis van een woord/woordgroep wordt nog eens door een ander woord uitgedrukt (meestal andere woordsoort).

  • In je betoog zijn sommige bronnen letterlijk geciteerd.
  • Oplossing: verwijder het woord dat de betekenis/eigenschap herhaalt



Slide 6 - Slide

Tautologie
  • Twee keer hetzelfde zeggen met verschillende woorden (synoniemen) van dezelfde woordsoort
 
  • Misschien ben jij wellicht ook geïnteresseerd?
  • Oplossing: verwijder een van de synoniemen



Slide 7 - Slide

Grammatica H4
Woordsoorten

Slide 8 - Slide

Het woord het
  • bepaald lidwoord (blw)
    het kind, het tafeltje
  • persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw.)
    Het is niet zeker dat de toetsweek doorgaat.
  • onbepaald voornaamwoord (onbep.vnw.)
    Vond je het moeilijk om een leuk boek te kiezen?

Slide 9 - Slide

Het woord je
  • persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw.)
    Ga je morgen naar school?
  • bezittelijk voornaamwoord (bez.vnw.)
    Is dit je nieuwe telefoon?
  • wederkerend voornaamwoord (wedk.vnw.)
    Je moet je schamen voor die wanvertoning!
  • onbepaald voornaamwoord (onbep.vnw.)
    In deze crisis kan je (men) niemand meer vertrouwen.

Slide 10 - Slide

Grammatica H4
Zinsdelen

Slide 11 - Slide

Congruentie (1)
Onderwerp en persoonsvorm komen overeen

OND enkelvoud + PV enkelvoud: Ik loop...
OND meervoud + PV meervoud: Wij lopen...

Soms gaat dit mis

Slide 12 - Slide

Congruentie (2)
  • De media heeft iets naars gepubliceerd.
  • (de media = meervoud; heeft = enkelvoud)
     = INCONGRUENTIE

  • De klas hebben dat leuk georganiseerd!
  • (klas = enkelvoud; hebben = meervoud)
    = INCONGRUENTIE

Slide 13 - Slide

Inversie (1)

Slide 14 - Slide

Wat is vaak het eerste zinsdeel in een Nederlandse zin?

Slide 15 - Open question

Inversie (1)
  • OND - PV - Ander zinsdeel
  • Wij | gaan | morgen | naar de Efteling.


  • Inversie: OND staat achter de PV
  • Morgen | gaan | wij | naar de Efteling.

Slide 16 - Slide

Inversie (2)
  • Soms zorgt dit voor onduidelijke zinnen:
  • Je beste vriend mag je zo nu en dan toch wel bellen.

  • Wat is het OND?

Slide 17 - Slide

Formuleren H4
Incongruentie/onjuiste inversie

Slide 18 - Slide

Maak een zin met incongruentie.

Slide 19 - Open question

Incongruentie
  • De media heeft iets naars gepubliceerd.
  • (de media = meervoud; heeft = enkelvoud)
     = INCONGRUENTIE

  • De klas hebben dat leuk georganiseerd!
  • (klas = enkelvoud; hebben = meervoud)
    = INCONGRUENTIE

Slide 20 - Slide

Onjuiste inversie
  • OND - PV - Ander zinsdeel

Samengestelde zinnen: nevenschikking
  • [Zaterdagochtend heb ik gewerkt bij KFC] en [was ik pas om 23.00 uur thuis].

Wat klopt er niet aan deze zin?

Slide 21 - Slide

Onjuiste inversie
  • [Zaterdagochtend heb (PV) ik (OND) gewerkt bij KFC] en 
  • [was (PV) ik (OND) pas om 23.00 uur thuis].

  • Zaterdagochtend heb ik gewerkt bij KFC en 's avonds was ik pas om 23.00 uur thuis. OF
  • Zaterdagochtend heb ik gewerkt bij KFC en ik was 's avonds pas om 23.00 uur thuis

Slide 22 - Slide

Ik begrijp dit
A
best goed
B
niet heel goed, niet heel slecht
C
niet goed

Slide 23 - Quiz

Huiswerk
H4 Spelling
Maak online van elke opdracht de helft van de vragen

Slide 24 - Slide