Spelling 1.8, 2.8 en 3.8 - 1 kgt

Herhaling spelling 1.8, 2.8, 3.8


1 kgt
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Herhaling spelling 1.8, 2.8, 3.8


1 kgt

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Welke zin is goed geschreven?

A
vandaag is het donderdag.
B
Vandaag is het donderdag
C
Vandaag is het donderdag.
D
vandaag is het donderdag

Slide 3 - Quiz

Welk leesteken hoort achter de zin?

De leerlingen zitten in de les
A
.
B
?
C
!

Slide 4 - Quiz

Welk leesteken hoort achter de zin?

Let nou eens op
A
.
B
?
C
!

Slide 5 - Quiz

Welk leesteken hoort achter de zin?

Hoe laat zijn we uit
A
.
B
?
C
!

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Slide

Schrijf de persoonsvorm op de juiste manier:

De schilder ... (verven) de schutting.

Slide 8 - Open question

Schrijf de persoonsvorm op de juiste manier:

Wanneer ... (gebeuren) er nou eens iets leuks?

Slide 9 - Open question

Schrijf de persoonsvorm op de juiste manier:

Zeg, ... (vinden) je dat wel een goed idee?

Slide 10 - Open question

Schrijf de persoonsvorm op de juiste manier:

Zeg, ... (vinden) je vader dat wel leuk?

Slide 11 - Open question

Schrijf de persoonsvorm op de juiste manier:

Hij ... (verhuizen) binnenkort naar Hoorn.

Slide 12 - Open question

Schrijf de persoonsvorm op de juiste manier:

... (worden) jij vandaag opgehaald?

Slide 13 - Open question

Schrijf de persoonsvorm op de juiste manier:

De dief ... (roven) allemaal spullen

Slide 14 - Open question

Schrijf de persoonsvorm op de juiste manier:

Wij ... (graven) een kuil.

Slide 15 - Open question

Schrijf de persoonsvorm op de juiste manier:

Hij ... (geloven) dat nooit.

Slide 16 - Open question

Slide 17 - Slide

In deze zin moet een komma staan:

'De belangrijkste vakken op school zijn Nederlands Engels en wiskunde.'
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quiz

In deze zin moet een komma staan:

'Tim wil je dat boek even aangeven?'
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quiz

De komma staat in deze zin op de goede plaats:

'Ik heb geen zin om huiswerk te maken maar, ik ga toch aan het werk.
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quiz

De komma staat in deze zin op de goede plaats:

'Als het vakantie is, slaap ik uit.'
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Noteer de verleden tijd:

ik ga - ik ...

Slide 25 - Open question

Noteer de verleden tijd:

ik kijk - ik ...

Slide 26 - Open question

Noteer de verleden tijd:

wij sluipen - wij ...

Slide 27 - Open question

Noteer de verleden tijd:

wij graven - wij ...

Slide 28 - Open question

Lesplanning
- Maak online de test jezelf van spelling 1.8, 2.8 en 3.8 (als je dat nog niet gedaan had).
= huiswerk donderdag 22 oktober
 

Slide 29 - Slide