Feiten, meningen en argumenten

Wat zijn feiten?
1 / 18
next
Slide 1: Open question
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Wat zijn feiten?

Slide 1 - Open question

Wat is een feit?
A
Het is momenteel 12 graden celsius
B
Ik vind het koud buiten
C
Ik houd van de kou
D
Ik hoop dat het lang herfst blijft

Slide 2 - Quiz

Wat is een mening?

Slide 3 - Open question

Wat is hier een mening?
A
Een hond heeft vier poten.
B
Een appel is geen peer.
C
Een dolfijn is een amfibie.
D
Alle mensen moeten hun afval scheiden.

Slide 4 - Quiz


Wat zijn argumenten? Argumenten zijn ...
A
Belangrijke woorden in een tekst die een verband aangeven
B
Woorden die de mening van de schrijver aangeven
C
Een onderbouwing van de reden waarom je iets doet of niet doet
D
Voorbeelden die gegeven worden in de tekst

Slide 5 - Quiz

Planning
  • Doel van de les
  • Werkvorm 
  • Doel van de les (quiz)
  • Afsluiting en huiswerk 

Slide 6 - Slide

Doel van de les
Aan het einde van de les:

- weet je wat feiten, meningen en argumenten zijn.
- kun je voorbeelden benoemen en bedenken van feiten, meningen en argumenten.
- kun je in gesprek gaan over feiten, meningen en argumenten die bij een stelling horen.

Slide 7 - Slide

Werkvorm (15 minuten)
Stelling: een mobiele telefoon moet verboden worden tijdens de les.

Bedenk in je groepje (4 leerlingen):
  • Waarom wel verbieden (2 voorargumenten).
  • Waarom niet verbieden (2 tegenargumenten).
  • Wat is jullie mening? (Wel/niet verbieden)
  • Zoek feiten op internet op.
  • Vul dit in op jullie placemat.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Placemat presenteren
Met je groepje presenteer je wat jullie hebben opgeschreven op jullie placemat (max. 2 minuten).

- Jullie mening
- Jullie argumenten
- Feiten internet

Slide 10 - Slide

Staat hier een feit, mening of argument?

Nederlands is het leukste vak op school.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 11 - Quiz

Staat hier een feit, mening of argument?

Morgen moet ik naar de tandarts.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 12 - Quiz

Staat hier een feit, mening of argument?

Als je te laat bent, dan moet je je melden.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 13 - Quiz

Staat hier een feit, mening of argument?

Omdat hij goede standpunten heeft.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 14 - Quiz

Staat hier een feit, mening of argument?

Ik vind het raar om docenten aan te spreken met u.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 15 - Quiz

Staat hier een feit, mening of argument?

Want daar word ik moe van.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 16 - Quiz

Doel van de les
Je weet nu wat feiten, meningen en argumenten zijn en kunt deze ook herkennen.
Je weet nu hoe je feiten, meningen en argumenten kunt bedenken bij een stelling.

Slide 17 - Slide

Huiswerk + vooruitblik
Geen huiswerk.

Vrijdag:
- Oefentoets van hoofdstuk 4 Lezen maken en bespreken
- Spreekbeurten: Silvi, Dahab, Ali, Jamie

Slide 18 - Slide