Nederlands; H12 Woorden met voorvoegsel ver-

Lesplanning
1) Goedemorgen, fijn dat je d'r bent!
2) Lezen
3) Spelling werkwoorden
4) Spelling voorvoegsel ver-
5) Maken H12 + extra werkblad
 

 

1 / 46
next
Slide 1: Slide
Nederlands TaalverzorgingPraktijkonderwijsLeerjaar 2

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 165 min

Items in this lesson

Lesplanning
1) Goedemorgen, fijn dat je d'r bent!
2) Lezen
3) Spelling werkwoorden
4) Spelling voorvoegsel ver-
5) Maken H12 + extra werkblad
 

 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Vorige les

  • Werkwoorden
  • Werkwoorden vervoegen
  • Voltooid Deelwoord
  • Infinitief
  • Voorvoegsels on- en ont-
Ontdekken

Slide 2 - Slide

werkwoorden:
  • iemand doet iets
  • er gebeurd iets

werkwoorden vervoegen:
je zet de zin in een andere tijd
je verandert het aantal

voltooid deelwoord:
  • het is al gebeurd
  • het is klaar

infinitief:
  • het hele werkwoord
  • woordenboek vorm

voorvoegsel:
  • komt niet als los woord voor.
  • je voegt het toe voor een zelfstandig naamwoord of een werkwoord
Na deze les...

... kun je vertellen wat de  persoonsvorm (pv)  is
... weet je hoe je de persoonsvorm kunt vinden in zinnen
... kun je vertellen wat het  infinitief  van een werkwoord is
... kun je het voorvoegsel ver- op de juiste manier toepassen




 


Slide 3 - Slide

This item has no instructions

timer
15:00
Stil-lezen

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Spelling: Werkwoorden

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Wat is een werkwoord?

  • Iemand doet iets
  • Er gebeurd iets

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Kenmerken van werkwoorden
Werkwoorden vertellen je welke activiteit of handeling in de zin belangrijk is:
  • Ik eet een mandarijn.


Werkwoorden kun je vervoegen:
  • Wanneer je de zin in een andere tijd zet.  :   Ik at een mandarijn.
  • Wanneer je het aantal veranderd.  :   Wij eten een mandarijn.


Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Vervoegen werkwoord verstaan
Tegenwoordige tijd:                   Verleden tijd:
Ik ..........                                        Ik ..........
Jij ..........  /  .......... jij?                 Jij ..........
Zij / Hij ..........                               Zij / Hij ..........
Wij / Jullie / Zij ..........                  Wij ..........

Voltooid deelwoord: .............

Zij hebben elkaar niet goed  .......... .










Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Vervoegen werkwoord verstaan
Tegenwoordige tijd:                   Verleden tijd:
Ik versta                                        Ik verstond
Jij verstaat  /  Versta jij?             Jij verstond
Zij / Hij verstaat                            Zij / Hij verstond
Wij / Jullie / Zij verstaan              Wij verstonden

Voltooid deelwoord: verstaan

Zij hebben elkaar niet goed verstaan .










Slide 9 - Slide

This item has no instructions

3 soorten werkwoorden:
  1. persoonsvorm (nieuw!!!)
  2. voltooid deelwoord (vorige les)
  3. infinitief (vorige les)

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Voltooid deelwoord:
'Voltooid'
betekent dat iets al gebeurd is
 in het verleden 
en 
dat het nu klaar is.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Even oefenen:
Wat is het  voltooid deelwoord  van:
  1. slaan
  2. nemen
  3. schoppen
  4. schrijven
  5. trakteren
  6. denken


Tip: Gebruik een hulpzinnetje.
Ik heb gisteren .....

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

nakijken:
Wat is het  voltooid deelwoord  van:
  1. geslagen
  2. genomen
  3. geschopt
  4. geschreven
  5. getrakteerd
  6. gedacht


Tip: Gebruik een hulpzinnetje.
Ik heb gisteren .....

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Infinitief
Is hetzelfde als het hele werkwoord.

Voorbeelden: maken, rennen, werken, koken en denken

In een zin:
Onze bakker is heerlijke broodjes aan het bakken.
Olifanten eten per dag wel 200 kilogram bladeren.


 


Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Even oefenen:
Wat is de  infinitief  (het hele werkwoord) van:
  1. ik beken
  2. hij heeft gegeten
  3. zij zag
  4. jij schrijft
  5. zij hoorden
  6. vergeet jij?


Tip: Gebruik de wij-vorm in de tegenwoordige tijd.
Straks gaan wij ......

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Nakijken:
Wat is de  infinitief  (het hele werkwoord) van:
  1. bekennen
  2. eten
  3. zien
  4. schrijven
  5. horen
  6. vergeten


Tip: Gebruik de wij-vorm in de tegenwoordige tijd.
Straks gaan wij ......

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Hebben jullie nog vragen?

Slide 17 - Open question

This item has no instructions

Persoonsvorm (pv)
Persoonsvorm… Waarom moet je dat weten?
De persoonsvorm (pv) vertelt je veel over de spelling van het werkwoord.
  • Gebeurt het nu, of is het al voorbij? (tegenwoordige tijd / verleden tijd)
  • Om hoeveel gaat het, één of meer? (enkelvoud / meervoud)
  • Over wie gaat het? (Jij, ik, hij/zij, wij)

In al die gevallen moet je de persoonsvorm anders schrijven.
De afkorting van de persoonsvorm is; pv.




Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Even oefenen:
Zoek de persoonsvorm (pv); zet de zinnen in een andere tijd.

  1. Mijn buurman vraagt om hulp.
  2. Ik kan je niet verstaan.
  3. We brengen opa een bezoek.
  4. Zij is haar telefoon kwijt.


Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Nakijken:
Zoek de persoonsvorm (pv); zet de zinnen in een andere tijd.

  1. Mijn buurman vroeg om hulp.                    pv= vraagt
  2. Ik kon je niet verstaan.                                   pv= kan
  3. We brachten opa een bezoek.                    pv= brengen
  4. Zij was haar telefoon kwijt.                          pv= is


Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Hoe vind je de persoonsvorm? Manier 2
De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
Je vindt de persoonsvorm. door de zin vragend te maken.
Het woord dat voorop komt, is de persoonsvorm.

Voorbeeld: "We lopen naar het schoolplein."
Vragend:  "Lopen we naar het schoolplein?"

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Even oefenen:
Zoek de persoonsvorm (pv); maak de zinnen vragend.

  1. Ik weet het antwoord niet.
  2. Mohammed is mijn vriend.
  3. Morgen is er geen les.
  4. Het doelpunt telt niet.



Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Nakijken:
Zoek de persoonsvorm (pv); maak de zinnen vragend.

  1. Weet ik het antwoord niet?               pv= weet
  2. Is Mohammed mijn vriend?              pv= is
  3. Is er morgen geen les?                        pv= is
  4. Telt het doelpunt niet?                        pv= telt



Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Hebben jullie nog vragen?

Slide 24 - Open question

This item has no instructions

Hoe vind je de persoonsvorm? Manier 1
De persoonsvorm (pv) is altijd een werkwoord.
Je vindt de persoonsvorm (pv) door de zin in een andere tijd te zetten.
Het woord dat verandert is de persoonsvorm (pv).

             Voorbeeld: "We lopen naar het schoolplein."
             Andere tijd:  "We liepen naar het schoolplein."
              lopen is de persoonsvorm (pv)

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Wat voor soort werkwoord is:
SNAPPEN
A
infinitief
B
voltooid deelwoord

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Wat voor soort werkwoord is:
GEVIST
A
infinitief
B
voltooid deelwoord

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de persoonsvorm in de zin:
Ik was vanmorgen te laat.

Slide 28 - Open question

This item has no instructions

Wat voor soort werkwoord is:
LOPEN
A
infinitief
B
voltooid deelwoord

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de persoonsvorm in de zin:
We verven de latten groen.

Slide 30 - Open question

This item has no instructions

Wat voor soort werkwoord is:
GEGETEN
A
infinitief
B
voltooid deelwoord

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de persoonsvorm in de zin:
Gaan we morgen gamen?

Slide 32 - Open question

This item has no instructions

Spelling: Voorvoegsels
Wat is een voorvoegsel?
  • Een voorvoegsel komt niet als los woord kan voor.
  • Je voegt het vooraan aan een zelfstandig naamwoord of werkwoord toe.
  • Zo ontstaat een nieuw woord met een nieuwe betekenis.



Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Voorvoegsel ver-
Maar ver- komt wel als los woord voor.
Voorbeeld: "Amerika is ver weg."

In deze zin is "ver" geen voorvoegsel.
"Ver" is hier een bijvoeglijk naamwoord.

De e spreek je uit met een klemtoon.


Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Voorvoegsel ver-
Wanneer je ver- voor een zelfstandig naamwoord of werkwoord zet, ontstaat er een nieuw woord, met een nieuwe betekenis.
De e spreek je uit zonder klemtoon. Het is een stomme -e

Voorbeeld:
huizen         verhuizen                                              bod          verbod  
geven           vergeven
woest           verwoest

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Voorvoegsel of niet?
  1. verven
  2. verwende
  3. vers
  4. verkennen
  5. verstaan
  6. veren
Tip: Je kunt het horen! Wanneer de klemtoon op de eerste lettergreep valt, dan is ver- geen voorvoegsel

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Hebben jullie nog vragen?

Slide 37 - Open question

This item has no instructions

Kies het goede woord:
We hebben de tegenstander ........................
A
beslagen
B
verslagen

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Kies het goede woord:
We kregen gister ........................
A
bezoek
B
verzoek

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Kies het goede woord:
Wat een herrie! Ik kan je niet ........................
A
bestaan
B
verstaan

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

Is ver- wel of geen voorvoegsel?

verrekijker
A
wel
B
geen

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions

Is ver- wel of geen voorvoegsel?

verse
A
wel
B
geen

Slide 42 - Quiz

This item has no instructions

Is ver- wel of geen voorvoegsel?

verdieping
A
wel
B
geen

Slide 43 - Quiz

This item has no instructions

Hebben jullie nog vragen?

Slide 44 - Open question

This item has no instructions

Taak:
- H12 opdracht 1, 2, 3 en 4
- Extra werkbladen
- Dictee 14 maken we vrijdag

Klaar met je werk?
- Leesboek
- Dictee-woorden oefenen

Slide 45 - Slide

This item has no instructions

Goed gedaan!

Slide 46 - Slide

This item has no instructions