Paragraaf 2 Particulier en collectief

Collectieve sector
1 / 30
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Collectieve sector

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Collectieve sector

Slide 3 - Slide


Collectieve sector =

overheid en sociale zekerheidinstellingen

  • geen winstdoel


Particuliere sector =

bedrijven en burgers

  • winstdoel


Collectieve en particuliere sector

Slide 4 - Slide

Collectieve sector zorgt:

  • de productie van de     overheid
  • de sociale zekerheid


toepassing: solidariteitsbeginsel.
Collectieve sector wordt betaald van:

  • belastinggeld
  • sociale premies

Slide 5 - Slide

Solidariteitsbeginsel

Slide 6 - Slide

Solidariteitsbeginsel
  • = iedereen moet een gedeelte van het inkomen af staan voor mensen met een laag of geen inkomen

Slide 7 - Slide

collectieve sector zijn werkzaam
  • ambtenaren ( waterschappen, gemeenten, provincies, rijk)
  • werknemers van instellingen voor sociale zekerheid (uwv bijvoorbeeld)
  • werknemers van gesubsidieerde instellingen ( museums)

Slide 8 - Slide

Bedrijven in de particuliere sector
moeten zich houden aan regels van de overheid.

bijvoorbeeld
  • verbod op afspraken met concurrenten ( kartel)
  • verbod op fusies die ervoor zorgen dat er geen concurrentie meer is
  • wet product aansprakelijkheid

Slide 9 - Slide

Kartel
Verboden prijsafspraken = kartel

Reden → onderlinge concurrentie beperken

Slide 10 - Slide

Fusie
Bij een fusie vormen twee bedrijven samen 1 nieuw bedrijf. 


Wat zijn de voordelen?

Slide 11 - Slide

Wet product aansprakelijkheid
Wet product aansprakelijkheid = die regelt dat de fabrikant aansprakelijk is voor de schade van een gebrekkig product
Gevolgschade: schade die ontstaat aan andere producten door een gebrekkig product.

Slide 12 - Slide

deregulering 

minder regels voor bedrijven
regulering

opleggen van regels

Slide 13 - Slide

Begrippen
nationalisatie 
Het overgaan van bedrijven of instellingen van de particuliere naar de collectieve sector. 


Slide 14 - Slide

Privatisering
Activiteiten overhevelen van de collectieve sector naar de particuliere sector.

Voorbeeld
NS- PTT POST


Slide 15 - Slide

Wat zijn kenmerken van de collectieve sector? Kies het juiste antwoord.
A
Bedrijven willen winst maken
B
Collectief wordt betaald door overheid met belastinggeld
C
Bedrijven zijn geprivatiseerd
D
Producten en diensten zijn gratis

Slide 16 - Quiz

Basisscholen maken deel uit van de collectieve sector.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quiz

Supermarkten maken deel uit van de collectieve sector.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quiz

Belastingdienst maakt deel uit van de collectieve sector.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quiz

Rijscholen maken deel uit van de collectieve sector.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quiz

Jouw gezin maakt deel uit van de collectieve sector.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quiz

Wat wordt betaald van sociale premies?
A
Salaris ambtenaren
B
Politie
C
Subsidies
D
Werkloosheidsuitkering

Slide 22 - Quiz

Baliemedewerkers op het stadhuis zijn ambtenaren.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quiz

Docenten zijn ambtenaren.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quiz

Treinconducteurs zijn ambtenaren.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quiz

Welke afspraken tussen bedrijven zijn verboden, in verband met kartelvorming?
A
Afspraken over het ophalen van afval
B
Afspraken over verkoopprijzen
C
Afspraken over vrije dagen medewerkers

Slide 26 - Quiz

Wat gebeurt er als de overheid subsidie gaat geven aan de producenten van deze panelen? Zet in de juiste volgorde.
Mensen gaan panelen aanschaffen
Meer werk voor producenten
Producent krijgt subsidie
Mensen hoeven minder te betalen

Slide 27 - Drag question

Afspraken tussen bedrijven om de concurrentie te verminderen
A
fusie
B
kartel
C
nationalisatie
D
privatisering

Slide 28 - Quiz

Afspraken tussen bedrijven om de concurrentie te verminderen
A
fusie
B
kartel
C
nationalisatie
D
privatisering

Slide 29 - Quiz

Huiswerk paragraaf 5.2
3-4 -  6  tot met 10

Je werk 10 minuten in stilte
timer
10:00

Slide 30 - Slide