Zie opdrachtenboekje. Mag alleen of in een groepje van 2 of max 3.
48 kaarten (12 groepen en per groep 4 kaarten)
Per kwartet laat je vier kenmerken van de groep zien. Elk kenmerk maak je zichtbaar met een ander organisme. Per kwartet heb je dus vier verschillende dieren, planten, schimmels of bacteriën die allemaal een kenmerk van deze groep laten zien.
Noteer dus niet alleen de naam van het organisme maar ook het kenmerk dat je daar mee laat zien.