Gedichten en hun vorm, les 56

1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Filmpje
Kijk het filmpje 'Poezie is overal', daarna krijg je er een vraag over.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Wanneer kom jij in aanraking met poëzie?

Slide 5 - Open question

Straatpoëzie
Ga naar de site straatpoëzie en bekijk eens 1 of 2 gedichten (bij jou uit de buurt)

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

een strofe is...
A
een onderdeel (soort alinea) van een gedicht
B
Een zin van een gedicht
C
Een soort hond
D
de belangrijkste gedachte van de dichter

Slide 10 - Quiz

Noem drie kenmerken van een gedicht

Slide 11 - Mind map

Lees het gedicht 'De Mus'

Slide 12 - Slide

Klinkt elke 'tjielp' hetzelfde?
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quiz

Wat heeft de dichter met de vorm gedaan om te zorgen dat elke zin anders klinkt?

Slide 14 - Mind map

Slide 15 - Slide

Elke zin in 'Vliegen' begint met een persoonsvorm in plaats van een onderwerp, waarom heeft de schrijfster dit gedaan? (meerdere antwoorden mogelijk).
A
Zo klinkt er meer verontwaardiging over de vlieg op het papier.
B
Het klinkt mooier met de nadruk op de letter 'w' in 'wil', 'word' & 'woord'
C
Er klinkt meer rust als je het gedicht hardop voorleest.

Slide 16 - Quiz

Hoe versterkt de tekening (de vorm) van het gedicht de inhoud?

Slide 17 - Open question

Aan de slag
Maak les 56 opdracht 6-9

Slide 18 - Slide

Leerdoelen bereikt?
Ik weet op welke manieren vorm wordt gebruikt in gedichten en kan het herkennen
ja
nee

Slide 19 - Poll

Leerdoelen bereikt?
Ik kan van een gedicht uitleggen hoe vorm en inhoud op elkaar aansluiten.
ja
nee

Slide 20 - Poll