Spelling werkwoorden groep 8

1 / 14
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 8

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Welk werkwoord is juist gespeld?
A
Ik vindt het niet leuk.
B
Ik vind het niet leuk.

Slide 2 - Quiz

Welk werkwoord is juist gespeld?
A
Hij besteed veel tijd aan zijn huiswerk.
B
Hij besteedt veel tijd aan zijn huiswerk.

Slide 3 - Quiz

Welk werkwoord is juist gespeld?
A
Belandt hij in de gevangenis?
B
Beland hij in de gevangenis?

Slide 4 - Quiz

Welk werkwoord is juist gespeld?
A
Snijdt ik vandaag de groente?
B
Snijd ik vandaag de groente?

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Slide

Welk werkwoord is juist gespeld?
A
De klokkenmaker wond de antieke klok op.
B
De klokkenmaker wondt de antieke klok op.

Slide 7 - Quiz

Welk werkwoord is juist gespeld?
A
De oude huizen tochtten vroeger aan alle kanten.
B
De oude huizen tochten vroeger aan alle kanten.

Slide 8 - Quiz

Welk werkwoord is juist gespeld?
A
Hij filmdde gisteren een scene.
B
Hij filmde gisteren een scene.

Slide 9 - Quiz

Welk werkwoord is juist gespeld?
A
De man leedt aan een vervelende ziekte.
B
De man leed aan een vervelende ziekte.

Slide 10 - Quiz

Voltooide tijd:
Het is een voltooid deelwoord. Ik denk aan de categoriekaart.
Voorbeelden:
- Ik heb een rondje gefietst
- Ik heb een rondje gerend.
- Ik heb het altijd geweten.

Slide 11 - Slide

Welk werkwoord is juist gespeld?
A
Hij heeft lang geleeft.
B
Hij heeft lang geleefd.

Slide 12 - Quiz

Welk werkwoord is juist gespeld?
A
De jas is flink afgeprijsd.
B
De jas is flink afgeprijst.

Slide 13 - Quiz

Welk werkwoord is juist gespeld?
A
Ik heb me er op verheugt.
B
Ik heb me er op verheugd.

Slide 14 - Quiz