Opdracht 4 Deze woorden moet je weten voor de toets!
1 geconcentreerd (tegenstelling) zeer aandachtig
2 conflicten (synoniem) ruzies; strijd
3 impact (synoniem) uitwerking; invloed
4 kwalijke (tegenstelling) slechte; negatieve
5 sociale vaardigheden (voorbeelden) het vermogen op een sociale manier om te gaan met anderen
6 teloorgang (voorbeelden) verdwijning; ondergang
7. demonteren (tegengestelde van monteren)uit elkaar halen
8 strekking (synoniem) bedoeling; draagwijdte; volledige diepere betekenis van wat iemand zegt of schrijft
9 coördinatie (omschrijving) afstemming; het op elkaar afstellen van handelingen, gebeurtenissen, fasen etc.
10 inventiviteit (omschrijving) vindingrijkheid
11 gefascineerd (synoniem) geboeid; betoverd
13 permitteren (tegenstelling) toestaan
14 panisch (tegenstelling) zeer angstig; in grote paniek
15 floreren (tegenstelling) bloeien