Noteer het meervoud én het verkleinwoord van de woorden.
1 (T) baby meervoud _________________ verkleinwoord __________________
2 (T) niveau meervoud _________________ verkleinwoord __________________
(T) dia meervoud _________________ verkleinwoord __________________
Maak een samenstelling van de volgende woorden.
3 (T) rat + bestrijding ____________________________________________
4 (T) berging + schip ____________________________________________
Noteer de juiste vorm van de werkwoorden tussen haakjes.
5 (T) De agent (vermoeden) nu dat de inbreker de (stelen) goederen verkocht heeft.
6 (T) De fotograaf (vergroten) toen de foto’s van het (verwoesten) Rotterdam voor de tentoonstelling over de Tweede Wereldoorlog.
7 (T) Het (winnen) voetbalteam krijgt de zo (verlangen) beker.
8 (T) Neem het schema over en vul aan.
stellende trap vergrotende trap overtreffende trap
schuin doof zuur kritisch veel
Kies het juiste woord.
9 (T) Onze tegenstanders waren net zo sterk [als/dan] ons team.
10 (T) Marthe heeft net zo lang pianoles gehad als [hem/hij].
11 (T) Omar krijgt minder zakgeld [als/dan] Yannick.