Les 2.3 (3) Massa en volume: volume berekenen

Les 2.3 (3) Massa en volume: volume berekenen
1 / 33
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Les 2.3 (3) Massa en volume: volume berekenen

Slide 1 - Slide

Planning
  • Herhaling berekenen volume V=l.b.h
  • Berekenen volume onderdompelmethode

Slide 2 - Slide

Hoeveel mL vloeistof zit er in deze maatcilinder?

Slide 3 - Open question

Hoeveel mL vloeistof zit er in deze maatcilinder?

Slide 4 - Open question

Hoeveel mL vloeistof zit er in deze maatcilinder?

Slide 5 - Open question

Nu jullie! In je schrift!

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide





Gegevens + gevraagd
  • l = 4,0 cm
  • b = 1,0 cm
  • h = 1,0 cm
  • V = ?




Uitwerking
  • V = l ∙ b ∙ h
  • V = 4,0 ∙ 1,0 ∙ 1,0
  • V = 4,0 cm3

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide





Gegevens + gevraagd
  • l = 5,0 cm
  • b = 1,0 cm
  • h = 2,0 cm
  • V = ?




Uitwerking
  • V = l ∙ b ∙ h
  • V = 5,0 ∙ 1,0 ∙ 2,0
  • V = 10 cm3

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide





Gegevens + gevraagd
  • l = 3,0 cm
  • b = 2,0 cm
  • h = 2,0 cm
  • V = ?




Uitwerking
  • V = l ∙ b ∙ h
  • V = 3,0 ∙ 2,0 ∙ 2,0
  • V = 12 cm3

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide





Gegevens + gevraagd
  • l = 4,0 cm
  • b = 2,0 cm
  • h = 3,0 cm
  • V = ?




Uitwerking
  • V = l ∙ b ∙ h
  • V = 4,0 ∙ 2,0 ∙ 3,0
  • V = 24 cm3

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide





Gegevens + gevraagd
  • l = 3,0 cm
  • b = 3,0 cm
  • h = 3,0 cm
  • V = ?




Uitwerking
  • V = l ∙ b ∙ h
  • V = 3,0 ∙ 3,0 ∙ 3,0
  • V = 27 cm3

Slide 16 - Slide

Bakstenen zijn er in verschillende formaten. Een waalformaat baksteen heeft als afmetingen 21 × 10 × 5 cm. Omdat de baksteen niet precies past, haalt een metselaar er een stukje van 10 × 5 × 5 cm af.

Bereken hoe groot het volume is van de baksteen die overblijft. Schrijf de hele berekening overzichtelijk op.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Gegevens
  • Hele baksteen
  • l = 21 cm
  • b = 10 cm
  • h = 5 cm

  • Stuk baksteen er af
  • l = 10 cm
  • b = 5 cm
  • h = 5 cm

  • V=? stuk baksteen dat overblijft
Uitwerkingen
  • Het volume van de hele baksteen is:
  • V = l ∙ b ∙ h
  • V= 21 × 10 × 5,0 
  • V= 1050 cm3

  • Het volume van het stukje dat er afgehaald wordt is:
  • V = l ∙ b ∙ h
  • V = 10 × 5 × 5
  • V = 250 cm3

  • Het volume van het stuk baksteen dat overblijft is 1050 – 250 = 800 cm3

12

Slide 19 - Slide

2.3 Massa en volume: onderdompelmethode

Slide 20 - Slide

volume van andere voorwerpen
  • Het volume van onregelmatig gevormde voorwerpen kun je bepalen met de onderdompelmethode.
  • 1 mL = 1 cm3


Slide 21 - Slide

Stappenplan onderdompelmethode
  1. Vul een maatcilinder tot een bepaalde hoogte met water.
  2. Lees de stand van het water af: beginstand.
  3. Laat het voorwerp voorzichtig in het water zakken: helemaal onder water.
  4. Lees opnieuw de stand van het water af: eindstand.
  5. Reken uit: eindstand – beginstand. Dit is het volume van het voorwerp.
  6.  Volume = volume eindstand – volume beginstand                                                                V = Ve – Vb

Slide 22 - Slide

Voorbeeld opdracht

Slide 23 - Slide

Voorbeeld opdracht

Slide 24 - Slide

Bepaal met behulp van de tekeningen in figuur hiernaast het volume van de steen. Schrijf de volledige berekening op.

Slide 25 - Slide



Gegevens + gevraagd
  • Ve = 48 mL
  • V= 31 mL
  • V= ?





Uitwerking
  • V = Ve – Vb  
  • V = 48 – 31
  • V = 17 mL = 17 cm3

Slide 26 - Slide

Bekijk het staafje in hiernaast
a. Bereken het volume van het staafje.
b. Anita doet het staafje in de maatcilinder.
Bereken de eindstand van het water in de maatcilinder.

Slide 27 - Slide



Gegevens + gevraagd
  • l = 1,5 cm
  • b = 1,5 cm
  • h = 8,0 cm
  • V = ?




Uitwerking
  • V = l ∙ b ∙ h  
  • V = 1,5 × 1,5 × 8,0
  • V = 18 cm3
  • b. Het water stond op 50 mL. Er komt 18 cm3 (=18 mL) bij.  Dus komt het water dan tot 50 + 18 = 68 mL.
9

Slide 28 - Slide

Je zou de onderdompelmethode ook andersom kunnen uitvoeren: eerst de eindstand bepalen, dan het voorwerp eruit halen en dan de beginstand bepalen.
Leg uit waarom dat niet een juiste manier is.

  • Als je een voorwerp eerst onderdompelt en daarna uit het water haalt, blijft er altijd water op het voorwerp achter.
  • Daardoor is het meetresultaat zonder voorwerp te laag en lijkt het voorwerp dus te groot.

Slide 29 - Slide

Maken opgave 8, 9 en 11
Maak ze allemaal in je schrift!

Slide 30 - Slide



Gegevens + gevraagd
  • Ve = 48 mL
  • V= 31 mL
  • V= ?





Uitwerking
  • V = Ve – Vb  
  • V = 48 – 31
  • V = 17 mL = 17 cm3
8

Slide 31 - Slide



Gegevens + gevraagd
  • l = 1,5 cm
  • b = 1,5 cm
  • h = 8,0 cm
  • V = ?




Uitwerking
  • V = l ∙ b ∙ h  
  • V = 1,5 × 1,5 × 8,0
  • V = 18 cm3
  • Het water stond op 50 mL. Er komt 18 cm3 (=18 mL) bij.  Dus komt het water dan tot 50 + 18 = 68 mL.
9

Slide 32 - Slide

11
  • Als je een voorwerp eerst onderdompelt en daarna uit het water haalt, blijft er altijd water op het voorwerp achter.
  • Daardoor is het meetresultaat zonder voorwerp te laag en lijkt het voorwerp dus te groot.

Slide 33 - Slide