Grammatica: ow, pv, wg en lv

Hoe vind je de persoonsvorm (pv)?
A
Maak de zin vragend
B
Verander het aantal (enkelvoud - meervoud)
C
Zet de zin in een andere tijd (tegenwoordige tijd - verleden tijd)
1 / 26
next
Slide 1: Quiz
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijs

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoe vind je de persoonsvorm (pv)?
A
Maak de zin vragend
B
Verander het aantal (enkelvoud - meervoud)
C
Zet de zin in een andere tijd (tegenwoordige tijd - verleden tijd)

Slide 1 - Quiz

Het werkwoordelijk gezegde (wg) bestaat uit alle ... in de zin.

Slide 2 - Open question

Hoe vind je het onderwerp?
A
wie + persoonsvorm?
B
wie/wat + persoonsvorm?
C
wie + werkwoordelijk gezegde?
D
wie/wat + werkwoordelijk gezegde?

Slide 3 - Quiz

Hij houdt de voorraden goed in de gaten.
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
persoonsvorm
D
werkwoordelijk gezegde

Slide 4 - Quiz

Pieter verdient elke dinsdag- en donderdagavond wat extra zakgeld (...)
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
persoonsvorm
D
werkwoordelijk gezegde

Slide 5 - Quiz

Lege schappen vult Pieter snel weer bij.
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
persoonsvorm
D
werkwoordelijk gezegde

Slide 6 - Quiz

Vele potten pindakaas en blikjes doperwten gaan dan door zijn handen.
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
persoonsvorm
D
werkwoordelijk gezegde

Slide 7 - Quiz

Maar hoelang zal Pieters baan nog bestaan?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
persoonsvorm
D
gezegde

Slide 8 - Quiz

(Maar) hoelang zal Pieters baan nog bestaan?

 'morgen' zal Pieters baan nog bestaan?
Zal Pieters baan morgen nog bestaan?

zal = persoonsvorm
zal bestaan = werkwoordelijk gezegde
Wat zal bestaan? Pieters baan = onderwerp

Slide 9 - Slide

Een bedrijf heeft namelijk een slimme vakkenvulrobot uitgevonden.
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
persoonsvorm
D
werkwoordelijk gezegde

Slide 10 - Quiz

Deze robot scant continu de schappen
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
werkwoordelijk gezegde
D
anders

Slide 11 - Quiz

Hij kan dat veel sneller dan mensen.
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
persoonsvorm
D
werkwoordelijk gezegde

Slide 12 - Quiz

Bij een leeg schap geeft de robot een seintje aan de vakkenvuller.
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
persoonsvorm
D
anders

Slide 13 - Quiz

De vakkenvuller moet de schappen nog wel zelf bijvullen.
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
persoonsvorm
D
werkwoordelijk gezegde

Slide 14 - Quiz

Gelukkig voor Pieter is de robot nog niet te koop.
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
persoonsvorm
D
werkwoordelijk gezegde

Slide 15 - Quiz

Voorlopig kan Pieter dus gewoon blijven doorwerken.
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
persoonsvorm
D
werkwoordelijk gezegde

Slide 16 - Quiz

(ow) Nog steeds bewaren sommige mensen geld in een oude sok.

Slide 17 - Open question

(lv) Tristan heeft zijn winnende staatslot ingewisseld bij de kiosk.

Slide 18 - Open question

(wg) Met een prepaidabonnement wil Anniek haar telefoonkosten beperken.

Slide 19 - Open question

(ow) Volgens Bart geeft deze bank de hoogste spaarrente.

Slide 20 - Open question

(wg) De overvallers zouden de kluis met een hamer geopend hebben.

Slide 21 - Open question

(lv) Een flinke regenbui dreef de bezoekers van de markt naar huis.

Slide 22 - Open question

(ow) Bij de gevonden voorwerpen van de NS liggen de gekste dingen.

Slide 23 - Open question

(lv) De pianist liet zijn handen verzekeren voor miljoenen euro's.

Slide 24 - Open question

(wg) Voor die dure telefoon spaart Rodney al jaren zijn zakgeld op.

Slide 25 - Open question

Je weet nu hoe je ov, lv, pv en wg in een zin vindt.

Slide 26 - Poll