TB A2.2: Werkwoorden

• Engels
• MBO
• Studiejaar 1

TB A2.2

Werkwoorden/Werkwoordsvormen 

Hoe werkt de presentatie

- Een beknopte uitleg + ezelsbruggetjes voor de theorie

- Lees deze theorie + TB goed door voordat je begint aan een opdracht.

- Onderdeel wordt aangekondigd in de titel door middel van het hoofdstuk + de naam.

In deze presentatie vind je alle werkwoordsvormen in één. Deze presentatie kan je dus gebruiken als leermiddel voor de eindtoets. Maak ook zelf aantekeningen tijdens de les om een duidelijk beeld te schetsen van de werkwoordsvormen!

1. De Present Simple

Onvoltooid Tegenwoordige Tijd

Present Simple

Onvoltooid = Nog niet afgerond, het is nog bezig

Tegenwoordige tijd = In het nu

Om de Present Simple te maken, 

gebruik je het gehele werkwoord (de stam)

= De infinitive 

(I work in a bookshop; we run on Sundays)

Present Simple: regels

Je gebruikt het wanneer je praat over...

- Feiten

- Gewoontes

- Woorden die met zintuigen te maken hebben

Present Simple: regels

1. Je gebruikt het hele werkwoord als je mensen/dingen aanduid met I / you / we / they 

2. Je gebruikt het hele werkwoord + s als je mensen/dingen aanduid met he / she / it 

Ezelsbruggetje: SHIT-regel

1. hele werkwoord : I / you / we / they

- They work on Monday.

- I always help with cooking.

- You watch the dogs when we leave.

2. hele werkwoord + s: 

SHIT-regel 

- This flower grows in our garden. 

- He always helps with cooking.

- She watches the dogs when we leave.

Present Simple: spellingsveranderingen

1. Do and Go

- Veranderen in does and goes bij de SHIT-regel

2. Eindigt op een sisklank (s, z, sj of zj) zet je er –es achter.

I wash my dad's car every Saturday.

He washes his dad's car every Saturday.

Present Simple: spellingsveranderingen

3. Eindigt op een medeklinker + –y, verandert die –y in –ies.

I study hard every day.

She studies hard every day.

Let op: Als de –y na een klinker komt, verandert hij niet. 

Dan zet je gewoon -s achter het werkwoord:

I  play the piano.

Our teacher plays the piano.

(Our teacher plaies is dus fout!)

2. De Present Continous

Onvoltooid Tegenwoordige Tijd

De tweede werkwoordsvorm 

Present Continuous

= praten over dingen die bezig zijn op het moment dat je erover praat/vertelt

- I am helping my sister with her homework

- They are running a marathon. 

Present Continuous: regels

Je maakt de Present Continuous zo:

Een vorm van to be + het hele werkwoord (infinitive) + -ing 

To be: am / is / are

- I am

- he/she/it is (SHIT-regel)

- they/we are 

Present Continuous: spelling

1. Woorden die eindigen op -e: 

de -e weghalen en dan +ing 

Make -> making 

2. Korte werkwoorden (1 lettergreep): 

verdubbelen van de medeklinker (ook voor L)

Swap -> swapping

3. De Past Simple

Onvoltooid Verleden Tijd

Past Simple

= praten over dingen/acties die in het verleden zijn gebeurt

Deze maak je door:

Het hele werkwoord (infinitive) + -ed 
(voor alle persoonsvormen hetzelfde)

I walk to school with Tom everyday. (present simple)

I walked to school with Tom yesterday. (past simple)

Past Simple: spellingsveranderingen

1. Hele werkwoord op een medeklinker + –y eindigt, eindigt het in de past simple op –ied:

I try → I tried

2. Het hele werkwoord op een klinker (a, o, e, u, i) + –y eindigt, zet je er in de past simple gewoon –ed achter:

I stay → I stayed 

(I staied, is dus fout!)

Past Simple: werkwoorden

In het Engels bestaan er regelmatige en onregelmatige werkwoorden. De regelmatige werkwoorden worden vervoegd via de regels van de werkwoordsvormen.

De onregelmatige werkwoorden veranderen in de verleden tijd, en hebben hun eigen vorm.

Deze werkwoorden moet je weten; leer de belangrijkste uit je hoofd!