Aanwijzende vmw. / lijdendvoorwerp (14-9)

¡Bienvenidos a la clase de español!
1 / 17
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

¡Bienvenidos a la clase de español!

Slide 1 - Slide

mi ciudad
voorbeeldvragen:
• ¿Dónde vives?
• ¿Es un pueblo o ciudad?
¿Dónde está tu ciudad?
• ¿Qué hay en tu pueblo / ciudad?
• ¿Te gusta vivir allí y por qué?
• ¿Tu colegio está cerca de tu casa?

Slide 2 - Slide

¿Qué hacemos hoy?



  • ¡A trabajar!


  • Fin de la clase








  • El objetivo
  • Instrucción (10)
  • Quiz (5)
  • Instrucción (10)
  • Zelfstandig werken (15)
  • Evaluación (5)

Slide 3 - Slide

El objetivo
  • Ik kan voorwerpen beschrijven en objecten vergelijken

3) Ik kan de aanwijzende voornaamwoorden gebruiken.

4) Ik kan het lijdendvoorwerp als persoonlijk voornaamwoord gebruiken.

Slide 4 - Slide

De functie van de persoonlijke voornaamwoorden als lijdend voorwerp is om en zelfstandig naamwoord of naam te vervangen, zodat die niet herhaald hoeven te worden.

He comprado una mochila nueva. La he comprado en el Rastro. 
Ik heb een nieuwe tas gekocht. Ik heb hem in El rastro gekocht.

He comprado un regalo para Carmen. Le he comprado un regalo.
Ik heb een cadeau voor Carmen gekocht. Ik heb haar een cadeau gekocht. 
                                                                                             Ik heb een cadeau gekocht voor haar. 

Slide 5 - Slide

Este ordenador es muy lento.
[...........] de ahí es más rápido.
Ver esquema página 18 (LA)
A
ese
B
aquellos
C
este
D
esa

Slide 6 - Quiz

Aquella pizarra está muy lejos.
[.......] de aquí está más cerca.
A
este
B
esa
C
esta
D
aquella

Slide 7 - Quiz

Aquellos diccionarios son más modernos que [........] de ahí.
A
esas
B
aquellos
C
este
D
esos

Slide 8 - Quiz

¿Qué es [.........] de allí?
No lo veo bien.
A
aquel
B
ese
C
este
D
aquello

Slide 9 - Quiz

Lijdend v.n.w. als persoonlijk v.n.w
timer
10:00
Waarom?
Wordt gebruikt zodat je een zelfstandig naamwoord of een naam niet hoeft te herhalen.
Stap 1
wie/wat + gezegde +onderwerp = lijdend voornaamwoord.
Ejemplos

1) El portátil lo ponemos en el escritorio.

2) La ropa sucia la pongo dentro del cesto.

3) Las revistas las colocáis en la estantería.

4) Los bolígrafos los ponen dentro del estuche.

Stap 2
Stap 3
  • Als de zin begint met een lijdend voorwerp, dan wordt het voornaamwoord (lo/la/los/las) direct erna herhaalt.
  • Het lijdend v.n.w. als persoonlijk v.n.w. staat altijd voor het werkwoord.
¡Fíjate!
voor het lijdend voorwerp komt altijd de letter [a] te staan als het naar een persoon of dier verwijst --> Llamo a Maria por teléfono.

Slide 10 - Slide

¿Conoces a Laura?
Sí, [.....] conozco. ¡Es muy simpática!
A
me
B
te
C
lo
D
la

Slide 11 - Quiz

El periódico [.....] podemos comprar en un quiosco.
A
las
B
nos
C
lo
D
os

Slide 12 - Quiz

¿Sabes los resultados del exámen?
¡No! Todavía no [......] tengo.
A
los
B
te
C
lo
D
me

Slide 13 - Quiz

¡A trabajar!
timer
15:00
Aanwijzende voornaamwoorden

* LA: ej. 1, pág. 18

* LE: ej.  1.4 y 1.10, pág. 4 y 6

Lijdend voorwerp als persoonlijk v.n.w

* LA: Pág. 19, ej. 3, 4 y 5

* LE: Pág. 5, ej.  1.8

Slide 14 - Slide

  • Wat was je leerdoel?
  • Hoe gaat dit leerdoel?
  • Wat is je ontwikkelpunt?
Evaluación

Slide 15 - Mind map

Fin de la clase...



  • ¿Preguntas?

  • Wat ging goed?

  • Wat kan er verbeteren?

  • Volgende les? LA: ej. 1, pág. 18 / LE: ej.  1.4 y 1.10, pág. 4 y 6 /

    LA: Pág. 19, ej. 3, 4 y 5 / LE: Pág. 5, ej.  1.8







    Slide 16 - Slide

    ¿Qué tal la clase?

    Slide 17 - Slide