7A SCC- biodiversiteit en ecologisch evenwicht

• Natuurwetenschappen
• Secundair onderwijs

Biodiversiteit

Voor deze les heb je geen oortjes nodig. 

Lees steeds goed wat er staat!

Wat is biodiversiteit?

In welk biotoop is de biodiversiteit het grootst?

In welk biotoop is de biodiversiteit het grootst?

1. In de wilde (linkse) tuin.
2. In de nette (rechtse) tuin.

In welk biotoop is de biodiversiteit het grootst?

In welk biotoop is de biodiversiteit het grootst?

1. In de visbokaal
2. In de composthoop

In welk biotoop is de biodiversiteit het grootst?

In welk biotoop is de biodiversiteit het grootst?

1. In de woestijn
2. In het tropisch regenwoud

Zoek het op (p. 40 hoofdstuk 1)
Wat betekent 'biodiversiteit'?

biodiversiteit = 

1. grote verscheidenheid aan biotopen 
2. grote verscheidenheid aan planten- en diersoorten
3. grote verscheidenheid tussen organismen van dezelfde soort

biodiversiteit = grote verscheidenheid aan biotopen.
Noteer drie verschillende biotopen.

biodiversiteit = grote verscheidenheid aan soorten.
Welk voorbeeld illustreert dit?

1. Onze vos heeft een roodbruine vacht, de poolvos heeft een witte vacht.
2. In een bos leven eekhoorntjes, uilen en reeën.

biodiversiteit = verscheidenheid binnen eenzelfde soort
Welk voorbeeld illustreert dit?

1. Je hebt lichte en donkere huisjesslakken.
2. In onze tuinen komen merels en regenwormen voor.

Wat betekent ecologisch evenwicht?

Ecologisch evenwicht betekent:
(zie p. 36)

1. Er is een sterk ecologisch evenwicht.
2. We gaan duurzaam om met onze planeet.
3. Er is voldoende voedsel, nestplaats, ... voor alle organismen.

Waarom is biodiversiteit belangrijk?

De tuinslak komt in erg veel kleuren voor. Ze behoren toch allemaal tot dezelfde soort.

Welke slakken hebben het meeste overlevingskansen in het bos?

Sleep deze naar het bos.

De lichte slakken hebben minder kans om in het bos te overleven. Hoe verklaar je dat?

Hoe ...... de biodiversiteit binnen eenzelfde soort, hoe ..... de overlevingskans van een soort.

1. hoe kleiner .. hoe kleiner ..
2. hoe kleiner ... hoe groter ...
3. hoe groter ... hoe groter
4. hoe groter ... hoe kleiner ...

Het is een slecht jaar voor de
mezen. (Er worden dus maar weinig
meesjes geboren.) Welk gevolg heeft dat
voor het aantal uilen in deze
voedselpiramide?

1. Het aantal uilen blijft gelijk.
2. Het aantal uilen daalt.
3. Het aantal uilen stijgt.

Waarom zal het aantal uilen
dalen?

Wat kan de uil, wanneer er weinig mezen zijn, doen om toch te overleven?

Hoe meer verschillende diersoorten er zijn, hoe ..... de kans dat de uil uitsterft.

1. groter
2. kleiner

Hoe groter de biodiversiteit hoe ..... het ecologisch evenwicht.

1. sterker
2. zwakker

Opdracht

• Lees in je werkboek p. 40. Onderstreep in potlood wat volgens jou belangrijk is om te studeren.
• Maak opdracht 2a.