2F 11-02

Regels in de klas
  1.  Je hebt je spullen voor Nederlands bij je.
  2. Je let op als ik iets vertel/uitleg.
  3. Je bent geconcentreerd met je werk bezig.
  4. Aan het einde van de les staat je tafel recht en is je stoel aangeschoven.
  5. We gaan respectvol om met de docent en met elkaar.


1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, b, kLeerjaar 1,2

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Regels in de klas
  1.  Je hebt je spullen voor Nederlands bij je.
  2. Je let op als ik iets vertel/uitleg.
  3. Je bent geconcentreerd met je werk bezig.
  4. Aan het einde van de les staat je tafel recht en is je stoel aangeschoven.
  5. We gaan respectvol om met de docent en met elkaar.


Slide 1 - Slide

Als je je niet aan de regels houdt
  1.  Mondelinge waarschuwing.
  2. Naam op het bord met het 1e streepje achter je naam.
  3. 2e streepje = nablijven of uitgestuurd.

Slide 2 - Slide

Programma 2F dinsdag 11-02-2025
  • Terugblik.
  • Verhaal van Benny lezen.
  • Opdrachten bij het verhaal van Benny maken.

Slide 3 - Slide

Lezen


Fedor, Bram, Jana, Dex en Djoy
 mogen voor laten lezen op hun Chromebook.




Slide 4 - Slide

Terugblik
Hoe overtuig je ook alweer iemand van jouw mening?

Slide 5 - Slide

Iemand overtuigen doe je met argumenten.
  • Je herkent het argument (reden) vaak aan de signaalwoorden omdat of want.
  • Je herkent een mening vaak aan woorden als: ik vind of volgens mij.

Kijk eens naar de voorbeelden op de volgende dia...

Slide 6 - Slide

Wat is het verschil tussen een feit en een mening?

Slide 7 - Slide

Samenvatting feiten en meningen
  • Feit > iets dat te controleren is.
  • Mening > iets wat iemand vindt.
  • Argumenten > redenen om iemand te overtuigen (kan bij feiten en meningen)

Slide 8 - Slide

We gaan naar het verhaal van Benny. Gisteren hadden we het verhaal van Amber gelezen.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Link

Lees het verhaal af. Maak dan les 2, opdracht 3
  • Klaar? Zoek minimaal 3 woorden in de tekst die je niet kent.
  • Zoek de betekenis op op woorden.org en schrijf het op in Blink zoals op het voorbeeld hieronder:
Voorbeeld: Defensief = verdedigend.
  • Maak met elk woord 2 voorbeeldzinnen waaruit de betekenis van dat woord duidelijk wordt.

Slide 11 - Slide

Probeer samen te vatten waar het hoofdstuk Backstage tot nu toe over gaat.

Slide 12 - Slide