JRB §2.5 Innovatie in een bedrijf



2.5 Innovatie in een bedrijf 


1 / 37
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson



2.5 Innovatie in een bedrijf 


Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we vandaag doen?

  • terugblik vorige les 
  • opdrachten nakijken
  • leerdoelen
  • uitleg en instructie en opgaven maken tussendoor
  • Zelfstandig aan de slag
  • checken van de leerdoelen

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Opdrachten nakijken
bespreek eerst de uitwerkingen met je klasgenoot

kijk de opdrachten na
timer
3:00

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Welke formule heb ik nodig?
25% korting op €95,--
A
geheel : 100 x aantal %
B
deel : geheel x 100
C
(nieuw-oud) : oud x 100

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Hoe reken ik uit hoeveel % een kleine groep van de grote groep is?
A
nieuw - oud / oud x 100%
B
deel / geheel x 100%
C
bijvoorbeeld 100 x 0,15

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Wat is welvaart?
A
Hoeveel iemand kan kopen
B
In hoeverre je in je behoefte kunt voorzien
C
Hoe leuk je je leven vindt
D
Hoeveel je kunt bewegen

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Arbeidsproductiviteit
A
De productie per machine in een bepaalde tijd
B
De productie per bedrijf
C
De arbeid per bedrijf
D
De productie per werknemer in een bepaalde tijd

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Als de arbeidsproductiviteit stijgt dan
A
dalen de variabele kosten per product.
B
stijgen de variabele kosten per product.
C
dalen de vaste kosten per product.
D
stijgen de vaste kosten per product.

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Wat is NIET van invloed op de arbeidsproductiviteit?
A
scholing
B
arbeidsvoorwaarden
C
arbeidsverdeling
D
maatschappelijke kosten

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Innovatie
A
Het succesvol introduceren van nieuwe producten of productieprocessen
B
Een ander woord voor investeren
C
Goedkopere oude kapitaal goederen aanschaffen
D
De prijs van geld

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Aan het eind van deze paragraaf kun je:
  • uitleggen wat mechanisatie is 
  • uitleggen van automatisering is 
  • gevolgen van mechanisatie en automatisering benoemen 
Leerdoelen?

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Welke leerdoel beheers je al?
beschrijf leerdoel
timer
2:00

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

De arbeidsproductiviteit kan op de volgende manieren worden verhoogd:
  • Nieuwe productietechnieken 
  • Scholing
  • Specialisatie
  • Goede arbeidsvoorwaarden
  • Goede arbeidsomstandigheden
Hoe kan je de arbeidsproductiviteit verhogen?

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

  • Mechaniseren betekent
      apparatuur gebruiken, waardoor
      het werk sneller gaat of
      makkelijker wordt.
  • Automatiseren betekent werk
      van mensen door apparatuur
      laten doen.
Mechaniseren en automatiseren

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

  • Een bedrijf kan bezuinigen op de
      loonkosten. Daardoor heeft het
      bedrijf hogere winst.
  • Er moeten duurdere machines
      gekocht worden en deze worden
      per jaar minder waard. Daardoor
      stijgen de afschrijvingskosten
      binnen het bedrijf
Wat zijn de gevolgen mechanisering en automatisering?

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Innovatie kent de volgende gevolgen:
  • de kwaliteit van producten kan  verbeteren;
  • welvaart en welzijn kunnen verbeteren;
  • arbeidsomstandigheden veranderen (flexwerkplekken);
  • werk wordt ingewikkelder.
Gevolgen van innovatie

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

  • Concurrentiepositie betekent hoe goed jouw bedrijf het doet, ten opzichte van andere bedrijven. Dat kan op het gebied van prijs, kwaliteit en innovatie.
Concurrentiepositie

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Automatisering of mechanisering?

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Automatisering of mechanisering?

Slide 19 - Slide

This item has no instructions


Mechanisering of automatisering?

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Auto's maken met machines=

mechanisering

Auto's maken met robots =

automatisering

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Handmatig stoep open leggen

Stoep open leggen met machine=

mechanisering 

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Mechanisering en automatisering
Mechanisering: machines nemen het werk van mensen over, maar moeten nog bestuurd worden door mensen.

Automatisering: computers/robots die het werk van mensen overnemen.

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

maken
maak in twee tallen opdracht 
1, 2 en 3
timer
4:00

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

  • Productiecapaciteit is de
      maximale productie als alle
      productiefactoren worden
      ingezet.
  • Met andere woorden:
      Hoeveel kunnen we  produceren als
Productiecapaciteit

Slide 28 - Slide

This item has no instructions



  • Onderbezetting is het 
      verschil tussen de
      productiecapaciteit en de
      werkelijke productie.
  • In simpele woorden: We
     hebben minder werk, dan 
     dat we zouden aankunnen.


  • Overbezetting betekent dat
      we meer werk hebben, dan dat we
      aankunnen.
Onderbezetting en overbezetting
Productiecapaciteit per uur:  1000 stuks
Vraag per uur:                            800 stuks
Productiecapaciteit per uur:  1000 stuks
Vraag per uur:                            1200 stuks

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

  • De bezettingsgraad is de werkelijke
     productie in procenten van de
     productiecapaciteit.
  • In andere woorden: hoeveel procent
     is onze productie van onze totale
     productiecapaciteit?
  • Formule:
    werkelijke productie productiecapaciteit

Bezettingsgraad
x 100 =

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

VOORBEELD
Bij een fabriek is een productiecapaciteit van 50 fietsen per dag. De fabriek produceert 40 fietsen op een dag.

  • Vraag 1: Is hier sprake van een onderbezetting of een
     overbezetting?
  • Er worden minder fietsen gemaakt dan maximaal kan, dus
     onderbezetting
  • Vraag 2: Bereken de bezettingsgraad. Schrijf ook je berekening op.
  • 40 fietsen : 50 fietsen x 100 = 80%. De bezettingsgraad is 80%.

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Zelfstandig aan het werk 
timer
15:00
Opdracht: 
Maak nu zelfstandig opgave 6 t/m 10 op blz 60 Je mag overleggen. Schrijf de volledige antwoorden in je boek, inclusief formule bij een berekening!
Hulp nodig? In deze volgorde: 
1. Boek
2. Klasgenoot
3. Docent
Je krijgt 15 minuten de tijd
Klaar? 
Lees de blauwe stukjes nog eens door. 
Daarna help je een klasgenoot.

Slide 32 - Slide

Sponsopdracht: 1b en c
Automatiseren of mechaniseren?

een graafmachine
A
automatiseren
B
mechaniseren

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Een voorbeeld van automatisering is:
A
Dat besturing van een lopende band wordt gedaan door een computer
B
De lopende band zelf
C
De man die de lopende band bedient
D
Dat een kraan een gat graaft ipv een man met een schep

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de definitie van het begrip 'productiecapaciteit'?
A
De maximaal mogelijke productieomvang
B
Hoeveel een bedrijf kan maken met grondstoffen
C
Hoeveel een bedrijf kan maken met het personeel in dienst
D
Hoeveel er in een jaar geproduceerd kan worden

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

De bezettingsgraad is .......

A
productie/ productiecapaciteit
B
productiecapaciteit/ productie
C
afzet/productie
D
productie/afzet

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

bedankt 
stoelen aanschuiven
huiswerkopdrachten staan in som

Slide 37 - Slide

This item has no instructions