2.1.2. en 2.1.3

H2: Nederland als industriële samenleving




1815-199
0
1 / 21
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

H2: Nederland als industriële samenleving




1815-199
0

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Toets plannen
  • Check in
  • Uitleg: Veranderende samenleving
  • Aan de slag!

Slide 2 - Slide

Toets over 2.1 t/m 2.3
  • Wanneer: maandag 21 december
  • Wat? hoofdstuk 2 paragraaf 1 t/m 3.
  • Hoe? leer de begrippen en je aantekeningen. Oefen opgaven.
  • De toets telt twee keer mee. 

Slide 3 - Slide

Wat was de belangrijkste oorzaak voor de industrialisering van Nederland?

A
De onafhankelijkheid van België
B
De goedkope arbeid in Twente
C
De eenwording met België
D
De gunstige handel in Nederland

Slide 4 - Quiz

Huisnijverheid is...
A
Alle arbeid die mensen thuis deden
B
Thuis produceren van kleding
C
Goederen voor in een huis
D
De mechanische reiniging van huizen

Slide 5 - Quiz

Wat was GEEN reden om Twente als industriegebied aan te wijzen?
A
De ervaring met huisnijverheid
B
De goedkope arbeid
C
De gunstige ligging bij rivieren
D
De gunstige ligging weg van de Randstad

Slide 6 - Quiz

Vervoer en techniek
  • De stoommachine is de belangrijkste uitvinding uit de industriële revolutie
  • De stoommachine is de aandrijving in alle nieuwe uitvindingen 

Slide 7 - Slide

Veranderingen in de infrastructuur
Fabriek
Grond-stoffen
markt

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Het leven verandert
  • Voor de industrialisering werkten mensen voor zichzelf
  • Door industrialisering gaan mensen voor een fabrieksbaas werken

Slide 11 - Slide

Bouw je eigen fabriek!

Wat zou jij doen als fabriekseigenaar?

DOEL: zo veel mogelijk geld verdienen

Slide 12 - Slide

Je hebt winst gemaakt! Waar investeer je in?
A
Betere machines
B
Gezondere werkplek voor arbeiders
C
Betere arbeiders
D
Entertainment voor de arbeiders

Slide 13 - Quiz

Een arbeider is gewond geraakt in de fabriek. Wat doe je?
A
Doorbetalen tot hij beter is
B
Niet betalen
C
Ontslaan en een nieuwe arbeider aannemen
D
De fabriek verbeteren

Slide 14 - Quiz

De handel gaat slecht. Waar bezuinig je op?
A
Productie van goederen
B
Eigen inkomen
C
Loon van arbeiders
D
Inkoop van steenkool

Slide 15 - Quiz

Help! De arbeiders komen in opstand. Wat doe je?
A
Meer loon geven tot ze verder werken
B
Allemaal ontslaan!
C
Ze leuker werk geven
D
Investeren in betere werkomstandigheden

Slide 16 - Quiz

Een man neemt zijn kind mee naar het werk. Wat doe je?
A
Ik laat het kind werken voor half het geld
B
Ik ontsla de man
C
Ik stuur het kind naar school
D
Ik laat het kind spelen

Slide 17 - Quiz

In de fabriek...
  • waren de arbeidsomstandigheden slecht
  • was het onveilig en slecht voor de gezondheid
  • werkten kinderen

Slide 18 - Slide

Verstedelijking
  • Mensen willen dicht bij de fabriek wonen 
  • Er ontstaan arme wijken 
  • Mensen wonen dicht op elkaar
  • Er zijn veel besmettelijke ziektes

Slide 19 - Slide

Verstedelijking
  • Mensen willen dicht bij de fabriek wonen 
  • Er ontstaan arme wijken 
  • Mensen wonen dicht op elkaar
  • Er zijn veel besmettelijke ziektes

Slide 20 - Slide

Aan de slag!
  • Lees hoofdstuk 2 paragraaf 1
  • Maak bij paragraaf 2 alle opgaven
  • Klaar? Werk aan je mindmap van hoofdstuk 2
timer
1:00

Slide 21 - Slide