toets cellen en organen oefenen examen

Er volgen nu stellingen. Geef van de stellingen aan of ze juist of onjuist zijn.

1 / 28
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Er volgen nu stellingen. Geef van de stellingen aan of ze juist of onjuist zijn.

Slide 1 - Slide

Een celmembraan is een stevig laagje om een cel heen
A
juist
B
onjuist

Slide 2 - Quiz

De celkern regelt alles wat er in de cel gebeurt
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quiz

Een orgaanstelsel is een groep organen die samen een bepaalde functie vervullen
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quiz

In afbeelding is een orgaan
getekend ?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quiz

Dierlijke cellen hebben een celkern.
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quiz


In het preparaat van de afbeelding  zijn bladgroenkorrels te zien ?
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quiz



Een cel deelt zich.
 
De dochtercellen zijn half zo groot als de moedercel waaruit ze zijn ontstaan ?
 
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quiz

De luchtpijp gaat door het middenrif heen
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quiz

In deze tekening zijn dierencellen
te zien
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quiz

Hoe gespierd je bent, is vastgelegd in je DNA
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quiz


Een menselijke huidcel heeft 46 chromosomen.
 Als een cel in de huid zich deelt, hebben de twee nieuwe cellen ook 46 chromosomen
?

A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quiz

In de wortel van een plant kunnen bladgroenkorrels zitten
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quiz

Een functie van het wortelstelsel is reservestoffen opslaan
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quiz

Nu volgen de meerkeuzevragen

Slide 15 - Slide

Zijn de grote hersenen een orgaan, een orgaanstelsel of een weefsel?
A
orgaan
B
orgaanstelsel
C
weefsel

Slide 16 - Quiz


In een organisme komen onder andere cellen, organen en orgaanstelsels voor.

Wat is de juiste volgorde van deze delen, van groot naar klein? 

A
Cel- orgaan orgaanstelsel -organisme
B
Orgaan – orgaanstelsel – organisme – cel
C
Orgaanstelsel – cel – orgaan – organisme
D
Organisme -orgaanstelsel- orgaan- cel.  

Slide 17 - Quiz

Tekst
de vragen 18 t/m 23  gaan over deze afbeelding.

Slide 18 - Slide


Kirsten en Angeline krijgen de opdracht om een preparaat van een dierlijke cel te bekijken.
 Welk van deze preparaten moeten ze dan bekijken?

A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 19 - Quiz

In één van de preparaten zijn geen celwanden om de cellen aanwezig. In welk preparaat is dat?

A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 20 - Quiz


Vervolgens krijgen Kirsten en Angeline de opdracht om een groene
 cel te bekijken en te tekenen.
Zij gebruiken daarvoor het preparaat met boomalgen.
 
Wat kunnen cellen doordat ze groen zijn? 

A
bewegen
B
stoffen verbranden
C
fotosynthese
D
zich voortplanten

Slide 21 - Quiz


Volgens Kirsten zit er in de cellen van het uienvlies een kern.
Volgens Angeline zit er in de spermacellen van de stier een grote vacuole.
 
Wie heeft of wie hebben gelijk 

A
Kirsten
B
Kirsten en Angeline
C
Angeline
D
geen van beiden

Slide 22 - Quiz

Volgens Kirsten kun je in alle cellen van het uienvlies chromosomen zien.
Heeft Kirsten gelijk

A
ja, chrom. zijn zichtbaar onder de microscoop
B
ja, want de cellen van een ui hebben chrom.
C
nee, chrom. zijn alleen zichtbaar tijdens een deling
D
Nee, uiencellen hebben geen chromosomen

Slide 23 - Quiz

Volgens Angeline zijn de spermacellen van de stier stamcellen.
Heeft Angeline gelijk
A
ja, spermacellen kunnen oneindig delen
B
Ja, uit spermacellen ontstaan veel typen cellen
C
Nee, de spermacellen kunnen niet oneindig delen
D
Nee uit spermacellen ontstaan veel typen cellen ontstaan

Slide 24 - Quiz

Welke van de volgende groenten en fruit zijn niet gekleurd door kleurstofkorrels
A
citroen
B
rode bessen
C
spinazie
D
wortels

Slide 25 - Quiz

Een dijbeen bestaat uit been, kraakbeen, spieren, bloedvaten en zenuwen.
Tot hoeveel orgaanstelsels behoort een dijbeen

A
1
B
2
C
4
D
6

Slide 26 - Quiz

Welke van de volgende organen behoort tot het bloedvatenstelsel
A
biceps
B
luchtpijp
C
nierslagader
D
rib

Slide 27 - Quiz

Wat kun je zeggen over de celdeling in je lichaam als je nog groeit?
A
Er ontstaan evenveel nieuwe cellen als dat er oude doodgaan
B
Er ontstaan meer nieuwe cellen dan dat er oude doodgaan
C
Er ontstaan minder nieuwe cellen dan dat er oude doodgaan

Slide 28 - Quiz