1MH donner

le verbe DONNER
Aan het einde van deze les ken je alle facetten omtrent het werkwoord donner in de présent (tegenwoordig tijd).
1 / 16
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

le verbe DONNER
Aan het einde van deze les ken je alle facetten omtrent het werkwoord donner in de présent (tegenwoordig tijd).

Slide 1 - Slide

Verbe DONNER
regelmatig werkwoord
geven
-er = de stam
-e, -es, -e, -ons, -ez, -ent




Slide 2 - Slide

Verbe AVOIR

Slide 3 - Slide

vertel iets over le verbe DONNER

Slide 4 - Mind map

vertaal: donner
A
praten
B
geven
C
houden van
D
een hekel hebben aan

Slide 5 - Quiz

vertaal: je donne
A
jij geeft
B
jullie geven
C
ik geef
D
hij geeft

Slide 6 - Quiz

vertaal: il donne
A
jij geeft
B
jullie geven
C
ik geef
D
hij geeft

Slide 7 - Quiz

vertaal: vous donnez
A
jij geeft
B
jullie geven
C
ik geef
D
hij geeft

Slide 8 - Quiz

Vertaal: geven
A
parler
B
donner
C
aimer
D
détester

Slide 9 - Quiz

Vertaal: elles donnent
A
wij geven
B
u geeft
C
jij geeft
D
zij geven

Slide 10 - Quiz

Vertaal: ils donnent
A
wij geven
B
u geeft
C
jij geeft
D
zij geven

Slide 11 - Quiz

Vertaal: vous donnez
A
wij geven
B
u geeft
C
jij geeft
D
zij geven

Slide 12 - Quiz

Nu heb je goed geoefend met de vervoegingen die horen bij het werkwoord DONNER

Slide 13 - Slide

Vertaal: Je donne un cadeau.

Slide 14 - Open question

Vertaal: Jij geeft een kado.

Slide 15 - Open question

Wil je meer weten?
Kijk in je boek op pagina 72. 73 of 93.

Slide 16 - Slide