1. Uit hoeveel strofen bestaat dit gedicht?
2. Hoe noemen we deze strofen?
3. Zit(ten) er een of meerdere enjambement(en) in het gedicht? Wijs ze aan.
4. A. Geef het rijmschema weer.
B. Wat valt je hieraan op?
C. Wat zou de betekenis hiervan kunnen zijn?
5. Wat vind je van dit gedicht? Betrek in je antwoord de betekenis van het gedicht.