Bij beschadiging van een bloedvat wordt bloedverlies zo veel mogelijk tegengegaan:
• Spieren in de wand van het bloedvat trekken samen, waardoor het bloedvat nauwer wordt. Er stroomt minder bloed door het beschadigde bloedvat.
• Door de verwonding worden bloedplaatjes kleverig. Ze kleven aan elkaar en aan de beschadigde wand van het bloedvat. Hierdoor ontstaat een propje van bloedplaatjes op de plaats van de wond.
• Uit de samengeklonterde bloedplaatjes komen stoffen vrij die het plasma-eiwit fibrinogeen omzetten in fibrine. Fibrine vormt een netwerk van draden op de wond. Tussen deze draden blijven bloedcellen hangen . Hierdoor ontstaat een bloedstolsel dat de wond afsluit. Daardoor stopt het bloeden.
• Als de fibrinedraden met de bloedcellen indrogen, ontstaat een korstje. Na verloop van tijd worden de fibrinedraden langzaam afgebroken. Het korstje laat dan los. De wond is genezen.
Soms stolt het bloed binnen de bloedvaten terwijl het bloedvat niet is beschadigd. Er ontstaat dan een bloedstolsel waardoor een bloedvat kan worden afgesloten. Dit noem je trombose.