Mens & MaatschappijMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1
This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
M&M H1
Opdracht 1 Het weer | 1.1 Weerselementen
Slide 1 - Slide
De leerdoelen zijn:
1. de vier weerselementen benoemen.
2. noemen hoe de vier weerselementen worden aangeduid
3. het ontstaan van neerslag beschrijven/de neerslagkringloop.
4. vijf verschillende soorten neerslag beschrijven.
Slide 2 - Slide
Het weer is de toestand van de luchtlaag het dichts bij de aarde. Soms is het koud, nat en winderig of het is warm, droog en windstil.
De belangrijkste weerselementen zijn temperatuur, neerslag, luchtdruk en wind. Het weer is plaatselijk en tijdelijk: op de ene plek regent het en even verderop schijnt de zon.
Slide 3 - Slide
1. Wat zijn weerselementen?
Slide 4 - Open question
2. Geef de juiste beduiding aan voor de vier weerselementen: wind, neerslag, temperatuur en luchtdruk.
Slide 5 - Open question
3. Wat betekent luchtdruk?
Slide 6 - Open question
4. Wat is de invloed van luchtdruk op het weer?
Slide 7 - Open question
5. Vul in: wind gaat altijd van een gebied met . . . luchtdruk naar . . . luchtdruk.
Slide 8 - Open question
6. Hoe ontstaat er wind op de aarde?
Slide 9 - Open question
7. Waarom volgt de wind nooit een rechte lijn?
Slide 10 - Open question
8. Welke van de vier kenmerken van het weer lees je in de weersverwachting in bron 1?
Slide 11 - Open question
Water is belangrijk voor plantengroei. Vloeibaar water kan door rivieren worden aangevoerd, maar voor planten is vooral neerslag belanrgijk. Regen en dauw zijn voorbeelden van vloeibare neerslag. Neerslag ontstaat uit waterdamp, water in gasvorm.
De hoeveelheid waterdamp die in de lucht kan zitten, is afhankelijk van de temperatuur. Koude lucht kan minder waterdamp bevatten dan warme lucht. Als lucht afkoelt, verandert de waterdamp weer in water. Dit heet condensatie. De druppels die in de lucht zweven zie je als wolken. Water komt in de lucht doordat water uit zee, van het land en uit planten verandert in gasvorm. Dat heet verdamping.
Slide 12 - Slide
9. Behalve regen en dauw zijn er ook bevroren vormen van neerslag. Noem twee soorten bevroren neerslag.
Slide 13 - Open question
10. Onder welke conditie kan er bevroren neerslag op de aarde terecht komen?
Slide 14 - Open question
11. Leg uit hoe neerslag ontstaat. Gebruik in je antwoord: verdampen en condenseren.
Slide 15 - Open question
12. Op bron 1 zie je de waterkringloop. Zet de juiste begrippen bij de cijfers: water gaat naar laagste punt, condenseren, neerslag, wind neemt wolken mee, verdampen.
Slide 16 - Open question
13. Er komen steeds meer heftige regenbuien, er valt meer regen per jaar. Dit is te danken aan de opwarming van de aarde. Welk verband kan je leggen tussen de stijging van de temperatuur en de stijging van het aantal mm regen dat valt?
Slide 17 - Open question
Leerdoelen check. Leerdoel 1: welke vier weerselementen zijn er?
Slide 18 - Open question
Leerdoelen check. Leerdoel 2: hoe wordt de wind aangeduid?
Slide 19 - Open question
Leerdoelen check. Leerdoel 2: hoe wordt de hoeveelheid neerslag aangeduid?
Slide 20 - Open question
Leerdoelen check. Leerdoel 2: hoe wordt temperatuur aangeduid?
Slide 21 - Open question
Leerdoelen check. Leerdoel 2: hoe wordt de luchtdruk aangeduid?