Tip: oefen in de digitale methode! Bijspijkeren 3.7, 3.8, 4.10, 4.11
Slide 3 - Slide
Blok 3 Spelling
Opdracht 1
1 bezorgt
2 rook
3 behandelt
4 Word
5 switchte
6 geloosd
7 belasten
8 beloofd
9 geblockt
10 bespaart
Opdracht 2
2 politieauto
4 skiuitrusting
6 stereo-installatie
9 peper-en-zoutstel
12 negentiende-eeuws
13 alinea-indeling
14 mens-erger-je-nietspel
18 directeur-eigenaar
Opdracht 3
1 Als er in een samenstelling een eigennaam voorkomt die uit meerdere delen bestaat, schrijf je een spatie tussen de delen van de eigennaam. Het andere deel van de samenstelling schrijf je daar vervolgens aan vast, zonder koppelteken dus.
2 a Algemeen Dagbladlezer
b Tweede Kamerlid
c Rode Kruispost
d Champions Leaguefinale
Opdracht 2
2 politieauto
4 skiuitrusting
6 stereo-installatie
9 peper-en-zoutstel
12 negentiende-eeuws
13 alinea-indeling
14 mens-erger-je-nietspel
18 directeur-eigenaar
Opdracht 3
1 Als er in een samenstelling een eigennaam voorkomt die uit meerdere delen bestaat, schrijf je een spatie tussen de delen van de eigennaam. Het andere deel van de samenstelling schrijf je daar vervolgens aan vast, zonder koppelteken dus.
2 a Algemeen Dagbladlezer
b Tweede Kamerlid
c Rode Kruispost
d Champions Leaguefinale
timer
5:00
Slide 4 - Slide
Blok 4 Spelling
Opdracht 1
1 Belandt
2 geproduceerd
3 gebeurt
4 wordt
5 gerecycled
6 schaadt
7 berekend
8 gegroeid
9 aangeschaft
10 Red
Opdracht 5
1 dieptepunt
2 stekeblind
3 meisjesstem
4 heteluchtballon
5 druktemaker
6 fanfareorkest
7 blindedarm
8 driekwartsmaat
9 dijenkletser
10 middelbareschooltijd
11 rodekool
12 zonne-energie
Opdracht 3
goudenmedaillewinnaar
thuiskomen
kookboekenbestsellerauteur
Champions Leaguewedstrijd
oude boerenkaas
timer
5:00
Slide 5 - Slide
Digitale methode
Ga naar:
Bijspijkeren - spelling - 3.7, 3.8, 4.10, 4.11
of
Spelling blok 3 en blok 4
Slide 6 - Slide
In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Het is gisteren gebeurt.
B
Het is gisteren gebeurd.
Slide 7 - Quiz
In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Het gebeurt in een oogopslag.
B
Het gebeurd in een oogopslag.
Slide 8 - Quiz
In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Gisteren haastten mijn ouders zich naar de bus.
B
Gisteren haasten mijn ouders zich naar de bus.
Slide 9 - Quiz
In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Hij heeft zich bij mij gemeld.
B
Hij heeft zich bij mij gemeldt.
C
Hij heeft zich bij mij gemelt.
Slide 10 - Quiz
In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Annie vluchte de wc in.
B
Annie vluchtte de wc in.
Slide 11 - Quiz
In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Hij is verhuist naar Amsterdam.
B
Hij is verhuisd naar Amsterdam.
Slide 12 - Quiz
In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Houdt je van pizza?
B
Houd je van pizza?
Slide 13 - Quiz
In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Je rijdt in een luxe wagen.
B
Je rijd in een luxe wagen.
Slide 14 - Quiz
Slide 15 - Slide
Grammatica... waar denk jij aan?
Slide 16 - Mind map
Grammatica-onderdeel waar jij goed in bent....
Slide 17 - Mind map
Opdracht
- Zoek informatie, uitleg, oefeningen en filmpjes bij jouw onderdeel
- Deze les: zoek samen naar meer informatie en maak afspraken
- Dinsdag: verzamel wat jullie hebben gevonden en werk het samen uit. Regel wat jij nodig hebt!
Opdracht:
- Zoek uitleg, filmpjes, opdrachten en passende afbeeldingen voor jullie onderdeel
- Gebruik internet, het lesboek, de digitale methode, etc.
- Spreek met elkaar de presentatievorm af
- Maak een vervolgafspraak met elkaar
- dinsdag: SO spelling
- woensdag: mogelijkheid om te werken aan de presentatie in 232
- vrijdag: feedback ontvangen op je presentatie van docent en verbeteren
- dinsdag 10 december presenteren
Slide 18 - Slide
Doel:
- Je beheerst een onderdeel van de grammatica op het niveau dat je het kunt uitleggen
- Je helpt een ander het onderdeel te begrijpen
- Je krijgt hulp van een ander
Slide 19 - Slide
Eisen:
- Jullie kiezen de vorm van de presentatie (poster, Powerpoint, Lessonup, eigen filmpje, klassikale uitleg, papieren uitleg met oefening..........)
- minimale inhoud: uitleg, goede voorbeelden, kleine verwerkingsopdracht/vraag