Spelling test blok 2 en 3

Spelling blok 2 en 3
Blok 2:
werkwoordspelling
meervoud en verkleinwoorden
apostrof en trema
Blok 3: 
werkwoordspelling
koppelteken
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Spelling blok 2 en 3
Blok 2:
werkwoordspelling
meervoud en verkleinwoorden
apostrof en trema
Blok 3: 
werkwoordspelling
koppelteken

Slide 1 - Slide

Wat is het meervoud van:
baby?
A
babies
B
babys
C
baby's

Slide 2 - Quiz

Wanneer een apostrof?
Alleen als dit voor de uitspraak nodig is!
baby's, hobby's, bikini's, extra's
maar: cafés

Slide 3 - Slide

Wat is het meervoud van:
kolonie
A
koloniën
B
kolonieën
C
kolonies

Slide 4 - Quiz

Wanneer een extra -e?
kolonie - koloniën
bacterie - bacteriën
braderie - braderieën
fantasie - fantasieën

Wanneer de klemtoon op de laatste lettergreep ligt, schrijf je een extra -e, en anders niet!!!

Slide 5 - Slide

Wat is het verkleinwoord van:
menu?
A
menutje
B
menuutje
C
menu'tje

Slide 6 - Quiz

Welk woord is goed gespeld?
A
s'avonds
B
's avonds

Slide 7 - Quiz

Welk woord is goed gespeld?
A
BN'er
B
BN-er
C
bn'er
D
bn-er

Slide 8 - Quiz

Welk van de vier woorden is FOUT gespeld?
A
commerciëel
B
vacuüm
C
hygiënisch
D
lawaaiig

Slide 9 - Quiz

Welk van de vier woorden is FOUT gespeld?
A
staakt-het-vuren
B
politie-bureau
C
stereo-installatie
D
ham-kaastosti

Slide 10 - Quiz

Koppelteken gebruiken bij:
  • gelijkwaardige delen van een samenstelling: zwart-wit
  • samenstellingen met cijfers en letters: 65-plus\
  • klinkerbotsing: domino-effect
  • samenstellingen met Sint (St): Sint-Nicolaas
  • voor-en achtervoegsels zoals: ex-man, non-actief
  • vaste uitdrukkingen die één geheel vormen: huis-aan-huisblad, doe-het-zelfzaak

Slide 11 - Slide

Let op de volgende gevallen:
  • Tweede Kamerlid
  • Rode Kruispost
  • Champions Leagefinale
Bij eigennamen komt er geen koppelteken en schrijf je de woorden ook niet aan elkaar

Maar je schrijft wel:
socialeverzekeringsbank, hogedrukreiniger, grotestedenbeleid

Slide 12 - Slide

Welk woord hoort op de puntjes?
De ..... (vermoorden) man
A
vermoorde
B
vermoordde
C
vermoorden
D
vermoordden

Slide 13 - Quiz

Welk woord hoort op de puntjes?
De .... (verbreden) straat.
A
verbrede
B
verbreedde
C
verbreden
D
verbreedden

Slide 14 - Quiz

Voltooid deelwoord als bijv. nw
De kortst mogelijke vorm! Dus als niet nodig is voor uitspraak, geen dubbele klinkers of medeklinkers:
de vergrote foto, de beantwoorde vraag

Slide 15 - Slide

Hoe vind je dat het gaat?
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Poll