Woche 2.1

1 / 24
next
Slide 1: Video
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Slide 1 - Video

This item has no instructions

Woche 2.1
Herzlich Willkommen liebe Schüler/ Schülerinnen!! 




Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Heute auf dem Programm

1. Prüfung züruck
2.  Einführung in das neue Projekt: Kaffee und Kuchen
3. das Verb "sein"
4. An die Arbeit!
5. Ziele checken




Lernziele

Am Ende der Stunde kann ich...
... drei Aktivitäten nennen, die wir im Projekt machen und welche 2 Endmessungen es gibt.
... das Verb "sein" konjugieren





Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Prüfung zurück: feed forward
Bekijk wat je docent op je rubric heeft geschreven (de feedback) en maak daar feedforward voor je zelf van:
- Voor de volgende mondeling ga ik beter oefenen met ...(de uitspraak/ hele zinnen maken, vragen wat een woord in het Duits is. etc.)  Dat doe ik door ..... (de zinnen in Studygo na te spreken/ nu echt elke dag 10 minuten te leren, te oefenen met mijn ouders etc.) 
- Ook ga ik beter oefenen met ... Dat doe ik door...
Dus mijn doel voor de volgende meting is ...

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

 Projekt Kaffee und Kuchen: was wird erwartet?
1. Lees pagina 2 en 3 in het boekje en schrijf 
in je schrift op: wat is het thema? wat ga je doen? wat ga je leren? hoe word je beoordeeld/ hoe kan je punten verdienen?
--> individueel in stilte/ 5 minuten

2. Lees 1 voor 1 jullie antwoorden voor en maak 1 gezamenlijke versie van de antwoorden (dit mag niet 1 van de individuele beschrijvingen zijn) 
--> in je mc's 5 minuten

3. 1 mc lid wordt door Liesbeth aangewezen om de antwoorden te presenteren aan een ander groepje
--> 5 minuten, de overige mc-leden geven de presentator feedback: is de presentatie duidelijk en volledig?

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Das Verb: Sein (zijn)

  • Was bedeutet "sein"?
  • Wie konjugiert man das Wort im Niederländischen?
  • Wann benutzt man eine Form von 'sein' in einem Rezept?

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Schrijf het rijtje van het werkwoord "sein"
in het Duits op in deze volgorde
Hint: er zit (maar) 1x een hoofdletter in

Slide 7 - Open question

This item has no instructions


ik ben
jij bent
hij/zij/het is
wij zijn
jullie zijn
zij zijn
u bent


ich bin
du bist
er/sie/es ist
wir sind
ihr seid
sie sind
Sie sind

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Link

This item has no instructions

Das Verb "sein" in einem Backvideo
1. Ieder Mc-lid krijgt 1 vorm van het werkwoord toegewezen en onderstreept in de tekst deze vorm 
(individueel/ in stilte/ 5 minuten)

2. Bespreek 1 voor 1 in je mc welke vormen jij hebt gevonden en hoeveel dat er waren. Bespreek daarna welke vorm het meest gebruikt en welke het minst gebruikt wordt in de tekst (in je mc/ 5 minuten)
3. Mandy vraagt 1 mc-lid het antwoord op deze 2 vragen te presenteren aan de klas, 1 mc-lid van de volgende mc vult aan, etc...

Slide 10 - Slide

1. ich, 
2. du & er/sie/es/Mandy/Tom/der Kuchen ...
3. wir/ .... und ich
4.ihr
5. sie
Das Verb "sein" in einem Backvideo
1. Ik-vorm (ich bin):
3x
- Zinnen: Ich bin Mandy, Ich bin dafür zuständig, Ich bin am Rühren
2. Jij-vorm (du bist): 1x
- Zinnen: Du bist wirklich gut im Backen Tom!
3. Hij/zij/het-vorm (er ist, sie ist, es ist, Liesbeth ist, Tom ist, der Teig ist, der Kuchen ist): 6x
- Zinnen: Liesbeth ist bereit, Tom ist schon dabei, Liesbeth ist vorsichtig, Der Teig ist jetzt in der Backform, Der Kuchen ist jetzt im Ofen, Der Kuchen ist fertig
4. Wij-vorm (wir sind):
4x
- Zinnen: Tom und ich sind gespannt, Wir sind ein gutes Team, Wir sind gespannt, Tom und ich sind begeistert
5. Jullie-vorm (ihr seid):
1x
- Zinnen: Seid ihr bereit? 
6. Zij meervoud-vorm (sie sind, die Zutaten sind):
1x
- Zinnen: Die Zutaten sind alle auf dem Tisch


Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Hausaufgaben aufschreiben
Lernen NL-->Duits: (met Studygo)
- de vervoeging van het werkwoord "sein" + persoonlijk voornaamwoorden (ich, du, er/sie/es, wir, ihr, sie/Sie)
(je krijgt er een formatief testje over)
Machen: 
- In het Projektboekje: Aufgabe 1A en 1B (Blz. 3 en 4)

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Machen:
Was? Aufgabe 1A en 1B (Seite 3 en 4) Lees de instructie eerst goed door.
Wie? In Ruhe, individuell
Wie lange? 15 Minuten
Hilfe? Woordenlijst (Seite 46 tm 51
Resultat:  je kan een formulier invullen, je kan het werkwoord "sein" vervoegen
Fertig? Maak Aufgabe 2a auf Seite 5

timer
20:00

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Ziele checken

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Ziele checken: noem 3 activiteiten die we in dit project gaan doen en noem de 2 eindmetingen

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

Ziele checken: ik kan het werkwoord "sein" vervoegen

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

jij bent

Slide 17 - Open question

This item has no instructions

hij is

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

zij is

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

U bent

Slide 20 - Open question

This item has no instructions

Mein Name ... (vervoeg het ww sein)

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

wij zijn

Slide 22 - Open question

This item has no instructions

jullie zijn

Slide 23 - Open question

This item has no instructions

zij zijn

Slide 24 - Open question

This item has no instructions