Lesen

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Programm

Leserace

Bingo [Wortschatz Kapitel 6]

Fragen?

Ziel

Am Ende der Stunde

hast du deine Lesefertigkeit verbessert.

hast du deinen Wortschatz verbessert.

Leserace

leesrace

Text lesen 

4-er Gruppen bilden

Fragen beantworten für die Gruppe

Wer gewinnt?

1 Welke van de volgende stellingen is juist?                              (1 pt)

A Jonas krijgt het meest zakgeld van iedereen.

B Mara krijgt net zoveel zakgeld als Thorben.

C Thorben krijgt het minst zakgeld van iedereen.

D Thorben krijgt minder zakgeld dan Mara.

1 Welke van de volgende stellingen is juist?                              (1 pt)

A Jonas krijgt het meest zakgeld van iedereen.

B Mara krijgt net zoveel zakgeld als Thorben.

C Thorben krijgt het minst zakgeld van iedereen.

D Thorben krijgt minder zakgeld dan Mara.

2 Waarom wil Thorben weten hoeveel zakgeld andere kinderen krijgen? (alinea 1, 1 pt)

A Omdat er een enquête op zijn school is geweest met betrekking tot zakgeld.

B Omdat er in zijn klas veel verschillen zijn met betrekking tot zakgeld.

C Omdat hij diegene uit zijn klas is die het minst zakgeld krijgt.

D Omdat hij meer zakgeld aan zijn ouders wil gaan vragen.

2 Waarom wil Thorben weten hoeveel zakgeld andere kinderen krijgen? (alinea 1, 1 pt)

A Omdat er een enquête op zijn school is geweest met betrekking tot zakgeld.

B Omdat er in zijn klas veel verschillen zijn met betrekking tot zakgeld.

C Omdat hij diegene uit zijn klas is die het minst zakgeld krijgt.

D Omdat hij meer zakgeld aan zijn ouders wil gaan vragen.

3 Wat koopt Mara van haar zakgeld? (alinea 2, 1 pt)

A boeken, cd’s en schoolspullen

B boeken, schoolspullen en snoep

C kleren, cd’s en boeken

D kleren, boeken en snoep

3 Wat koopt Mara van haar zakgeld? (alinea 2, 1 pt)

A boeken, cd’s en schoolspullen

B boeken, schoolspullen en snoep

C kleren, cd’s en boeken

D kleren, boeken en snoep

4 Leg in het Nederlands uit wat de geldsituatie van Jonas is en hoe hij ermee omgaat. (alinea 3, 1 pt)

....
 

4 Leg in het Nederlands uit wat de geldsituatie van Jonas is en hoe hij ermee omgaat. (alinea 3, 1 pt)

Leerling zegt dat Jonas geen zakgeld krijgt, en dat hij daarom spaart om dingen te kunnen kopen