Argumenten

Argumenten
Lesdoelen: 
  • Aan het einde van deze les weet ik het verschil tussen een feit en mening.
  • Aan het einde van deze les kan ik feiten en meningen herkennen.
  • Aan het einde van deze les kan ik argumenten opschrijven. 

1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Argumenten
Lesdoelen: 
  • Aan het einde van deze les weet ik het verschil tussen een feit en mening.
  • Aan het einde van deze les kan ik feiten en meningen herkennen.
  • Aan het einde van deze les kan ik argumenten opschrijven. 

Slide 1 - Slide

 argumenten
De schrijver wil bewijzen dat hij gelijk heeft, dat zijn mening juist is.

Dit doet hij met een argument.
argument= de reden waarom je iets vindt. Hoe beter je argument hoe eerder iemand het met je eens is.

Slide 2 - Slide

Wat is een argument?
Als iemand zijn mening wil verdedigen, legt hij uit waarom hij iets vindt. Dit noem je een argument.

Veel gebruikte signaalwoorden bij argumenten zijn: 
want
omdat
daarom
namelijk

Slide 3 - Slide

Feit of mening?

Slide 4 - Slide

Als je vertelt wat je van iets vindt. Dan is dat een feit of mening?
A
Feit
B
Mening

Slide 5 - Quiz

"levensgevaarlijk dus!"
Feit of mening?
A
Feit
B
Mening

Slide 6 - Quiz

Feit of mening?:
"Nijmegen is saai"
A
Feit
B
Mening.

Slide 7 - Quiz

Feit of mening?
'Dit is een zin.'
A
feit
B
mening

Slide 8 - Quiz

''Het eten in de kantine van het ROC Nijmegen is niet lekker.'' Is dit een feit of mening?
A
feit
B
mening

Slide 9 - Quiz

Feit of mening?
Ik heb geen broers.
A
feit
B
mening

Slide 10 - Quiz

Feit of mening?

Slide 11 - Slide

FEIT: De kantine...

Slide 12 - Mind map

MENING: Ik vind...

Slide 13 - Mind map

ARGUMENT: Omdat/want/namelijk/daarom...

Slide 14 - Mind map

Feit

Slide 15 - Mind map

MENING

Slide 16 - Mind map

Argument

Slide 17 - Mind map

Maak de opdrachten op de bladzijdes 50 en 51

Slide 18 - Slide