3.1 Genotype + fenotype

afronden T2, start T3
Thema 2
Lezen en maken 'samenhang' blz. 142 - 143                       
Thema 3
Introductie: maak de opdrachten en evt de voorkennistoets.



1 / 30
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

afronden T2, start T3
Thema 2
Lezen en maken 'samenhang' blz. 142 - 143                       
Thema 3
Introductie: maak de opdrachten en evt de voorkennistoets.



Slide 1 - Slide

begintaak 'genotype en fenotype'
Neem de leerdoelen van blz. 168 over in je zuidschrift.

Kom daarna in deze LessonUp.
timer
5:00

Slide 2 - Slide

Lesdoel

 Je kunt omschrijven wat een genotype, wat een fenotype en wat een gen is.


Je kunt beschrijven hoe organismen informatie over erfelijke eigenschappen overdragen aan hun nakomelingen via chromosomen.

Slide 3 - Slide

Erfelijkheid

Slide 4 - Mind map

Erfelijke eigenschappen (DNA) liggen in chromosomen

Slide 5 - Slide

Celkern
  • In de celkern ligt de informatie voor erfelijke eigenschappen.
  • Die informatie ligt in de chromosomen (genotype)
  • Chromosomen bestaat uit DNA
  • lichaamscel heeft 23 paar chromosomen

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Uit welke stof bestaan chromosomen?
A
DNA
B
Genen
C
Mutaties
D
Draden

Slide 8 - Quiz

Genen
gedeelte van het chromosoom dat staat voor een erfelijke eigenschap.

Je hebt altijd 2 genen van een eigenschap, 1 van je vader en 1 van je moeder.

Slide 9 - Slide

Chromosoom
Gen en Allel

Slide 10 - Slide

Eigenschappen erf je (genotype)

Slide 11 - Slide

Hoe ontstaat het genotype?

  • Zaadcel met 23 chromosomen van vader + met eicel met 23 chromosomen = bevruchte eicel. 
  • Genotype staat vast
  • gewone celdeling...... elke cel zelfde genotype

Slide 12 - Slide

Ontstaat het fenotype door het genotype?
A
ja
B
nee

Slide 13 - Quiz

Variatie in genotypen
Wat is waar?
A
Ontstaan door verandering in het fenotype
B
Ontstaan in de nakomelingen door geslachtelijke voortplanting

Slide 14 - Quiz

fenotype
  • Alle waarneembare kenmerken van een organisme (uiterlijk).

Slide 15 - Slide

Hoe ontstaat het fenotype?
  • Alle informatie uit het genotype+ invloeden uit het milieu (omgeving)

  • Je genotype bepaalt de grenzen, milieu de precieze invulling.
  • Je kan je fenotype veranderen, je genotype niet.

Slide 16 - Slide

fenotype
ander fenotype
zelfde genotype

Slide 17 - Slide

Fenotype = Genotype + Milieu

Slide 18 - Slide


Ezelsbruggetje:

GENotype

Fenotype = verF

Slide 19 - Slide

Mathilde laat een permanentje zetten bij de kapper. Verandert hierdoor haar genotype en haar fenotype?
A
genotype wel fenotype niet
B
genotype niet fenotype wel
C
genotype niet fenotype niet
D
genotype wel fenotype wel

Slide 20 - Quiz

Welk van onderstaande eigenschap heeft te maken met het fenotype?
A
Blond geverfd haar
B
Kort geknipt haar
C
Rossig haar
D
Zowel A, B als C

Slide 21 - Quiz

Welke stelling is juist?
A
Fenotype = genotype + milieu
B
Milieu = genotype + fenotype
C
Genotype = fenotype + milieu

Slide 22 - Quiz

Welke van de twee kan je in je leven veranderen?
A
Genotype
B
Fenotype

Slide 23 - Quiz

Genotype en fenotype
Genotype = de genen (erfelijke eigenschappen) die je van je ouders krijgt

Fenotype = hoe je eruit ziet. (zichtbare eigenschappen)

Fenotype kan anders zijn dan je genotype, veroorzaakt door het milieu (= je omgeving)
Genotype + Milieu --> Fenotype

Slide 24 - Slide

verwerken
Lees bs1, blz. 168 - 169
Maak opdr 1-6.
timer
15:00

Slide 25 - Slide


Wat is waar?
A
één-eiïge tweeling hetzelfde genotype
B
een eiïge tweeling verschillend genotype
C
twee-eiïge tweeling hetzelfde genotype
D
twee-eiïge tweeling verschillend genotype

Slide 26 - Quiz


Een tweeling.
Wat is waar?
A
één-eiïge tweeling hetzelfde genotype
B
een eiïge tweeling verschillend genotype
C
twee-eiïge tweeling hetzelfde genotype
D
twee-eiïge tweeling verschillend genotype

Slide 27 - Quiz

He haar van deze baby is:
A
genotype
B
fenotype

Slide 28 - Quiz

Lesdoel bereikt?

Basisstof 1:

Verschil weten tussen genotype en fenotype.

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Video