9.4 Bloed- en orgaandonatie

1 / 51
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je nog van 9.3?
Herhaling

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Een ongeboren baby wordt beschermd door antistoffen van de moeder. Dit heet actieve immunisatie.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quiz

Dit heet passieve immunisatie , de baby krijgt antistoffen en maakt ze niet zelf aan.
Natuurlijke immuniteit
Kunstmatige immuniteit
Witte bloedcellen maken antistoffen
Witte bloedcellen sluiten bacteriΓ«n in
Je krijgt een inenting met dode of verzwakte ziekteverwekkers 

Slide 4 - Drag question

This item has no instructions

Wat zit er in een griep vaccinatie ?

A
Antistoffen
B
Antigenen
C
Vreetcellen
D
Een beetje van het virus

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Vaccineren is een voorbeeld van
A
Actieve immuniteit
B
Natuurlijke immuniteit
C
Passieve immuniteit
D
Kunstmatige immuniteit

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Je bent op safari en wordt gebeten door een giftige slang. Gelukkig heeft de gids een serum bij zich die hij direct in je arm spuit. Hierdoor overleef je het.
Wat voor soort immunisatie is dit?
A
Actief, natuurlijk
B
Actief, kunstmatig
C
Passief, natuurlijk
D
Passief, kunstmatig

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Immuniteit
Antistoffen
Antigenen
Vaccin
Serum
Actief natuurlijk
Passief natuurlijk
Passief kunstmatig
Actief kunstmatig

Slide 8 - Drag question

This item has no instructions

Sleep de gegeven voorbeelden naar de juiste vorm van immunisatie
Actieve immuniteit
Passieve immuniteit
Zelf antistoffen maken
Antistoffen ingespoten krijgen
Vaccin
Serum
Tijdelijk immuun
Blijvend immuun
Ziekten voorkomen

Slide 9 - Drag question

This item has no instructions

Antibiotica maakt je immuun
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wanneer een bacterie resistent is betekent dit dat de bacterie tegen antibiotica kan
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Virussen kunnen worden gedood met antibiotica
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Slide 13 - Video

This item has no instructions

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Welke onderdelen van bloed kun je krijgen bij een bloedtransfusie?
A
Bloedplasma, bloedplaatjes, rode bloedcellen, witte bloedcellen
B
Bloedplasma, bloedplaatjes, rode bloedcellen
C
Bloedplasma, rode bloedcellen, witte bloedcellen
D
Bloedplasma, rode bloedcellen

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Jeffrey heeft hemofilie (bloedstollingsziekte) welk onderdeel van bloed heeft hij nodig?
A
Bloedplaatjes
B
Bloedplasma
C
Rode bloedcellen
D
Witte bloedcellen

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Slide 18 - Video

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Welke van de 4 rode bloedcellen hoort bij bloedgroep O?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Het groene driehoekje stelt antigeen A voor.
Van welke bloedgroep is rode bloedcel nr. 3?
A
A
B
B
C
AB
D
O

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Het paarse rondje stelt antigeen B voor. Bij welke rode bloedcel(len) kun je antistof A terugvinden?
A
1
B
2
C
4
D
1 en 4

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Is de stelling juist of onjuist?
Iemand met resus positief bloed kan bloed ontvangen van iemand met resus negatief bloed.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Is de stelling juist of onjuist?

Resus negatief bloed bevat altijd antistoffen voor het resus antigeen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Je kunt niet van iedere donor bloed krijgen. Dat komt doordat de witte bloedcellen vreemde bloedcellen bestrijden met antistoffen. Hoe herkennen witte bloedcellen vreemde bloedcellen?
A
Aan de antigenen in het bloed
B
Aan de antigenen op de bloedcellen
C
Aan de antistoffen in het bloed
D
Aan de antistoffen op de bloedcellen

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Jessica heeft bij een ernstig auto-ongeluk veel bloed verloren en moet een bloedtransfusie hebben. Jessica heeft bloedgroep B.
Het donorbloed mag dus geen antigeen         bevatten.
Ze kan dus bloedgroep         en bloedgroep          ontvangen.
A
B
AB
O

Slide 31 - Drag question

This item has no instructions

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Kun je van iedereen bloed krijgen?
A
Ja
B
Nee

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Carolien heeft bloed nodig. Het maakt niet uit welk bloed ze krijgt, het zal altijd goed gaan. Wat is haar bloedgroep?
A
AB +
B
AB -
C
O +
D
O -

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Welke bloedgroep is de universele donor?
A
AB +
B
AB -
C
O +
D
O -

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Op de cellen zit antigeen A
Op de cellen zit antigeen A en antigeen B
Op de cellen zitten geen antigenen
Op de cellen zit antigeen B
Bloedgroep A
Bloedgroep B
Bloedgroep AB
Bloedgroep O

Slide 37 - Drag question

This item has no instructions

Iemand met bloedgroep A heeft cellen met antigeen:
A
A
B
B
C
AB
D
geen

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Anti - B
Anti - A
Anti A en Anti B
Geen antistoffen
Bloedgroep A
Bloedgroep B
Bloedgroep AB
Bloedgroep O

Slide 39 - Drag question

Je kan niet van iedere donor bloed krijgen. Dit komt doordat er verschillende bloedgroepen zijn. Welke eigenschappen horen bij welke bloedgroep?

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Wanneer kan een (ongeboren) baby de resusziekte krijgen?
A
Moeder is R+ Baby is R+
B
Moeder is R- Baby is R-
C
Moeder is R+ Baby is R-
D
Moeder is R- Baby is R+

Slide 42 - Quiz

This item has no instructions

Slide 43 - Video

This item has no instructions

Slide 44 - Slide

This item has no instructions

Slide 45 - Slide

This item has no instructions

Elk jaar worden in Nederland organen getransplanteerd.
Wanneer heeft zo’n operatie de meeste kans op
succes?
A
Als de antigenen van de donor overeenkomen met de antigenen van de ontvanger.
B
Als de antigenen van de donor overeenkomen met de antistoffen van de ontvanger.
C
Als de antistoffen van de donor overeenkomen met de antigenen van de ontvanger.
D
Als de antistoffen van de donor overeenkomen met de antistoffen van de ontvanger.

Slide 46 - Quiz

This item has no instructions

Ik wil mij opgeven als donor als ik 18 ben
πŸ˜’πŸ™πŸ˜πŸ™‚πŸ˜ƒ

Slide 47 - Poll

This item has no instructions

Wat heb je deze les geleerd?
9.4 Bloed- en
orgaandonatie

Slide 48 - Mind map

This item has no instructions

Slide 49 - Slide

This item has no instructions

Ik vond deze les....
πŸ˜’πŸ™πŸ˜πŸ™‚πŸ˜ƒ

Slide 50 - Poll

This item has no instructions

Slide 51 - Slide

This item has no instructions